DE SCHRIJFHEREN (5.4)
Roman
Het probleem met Tonijn was dat hij was beginnen denken dat hij thuishoorde in de ontoegankelijke klasse van grote persmagnaten: de besloten wereld van erfgenamen van grote persconcern. Jonge miljardairs die erachter gekomen waren dat er nog iets sterker bestond dan politiek. Een vierde macht die opereerde op de rand van wetgevende, rechterlijke en uitvoerende instanties. Een macht die zij als schatrijke erfgenamen totaal konden controleren. Want de ideologische pers van Boontje, Minne en al diegenen die met oprechtheid en talent de gewone man naar een menswaardig bestaan hadden gepend, die was nu opgegaan in de rookgordijnen van persgroepen.
Zij, de erfgenamen, zwaaiden nu overal ongeremd de plak, voortwevend aan hun allesomvattend web van de grote ultieme persconcentratie. De tijd van de grote idealen was voorbij, ook in de pers. Marktaandelen zouden voortaan bepalen wie toonaangevend was. In de plaats van de gedreven journalist kwam de koele manager, de anonieme aandeelhouder, de onbereikbare persmagnaat.
Tonijn maakte de fout te denken dat hij thuishoorde in die selecte club van golf spelende blitse jongens die mekaar begroetten op de groenige greens van Knokke. Vlaamse mediatycoons die mekaar de loef afstaken met hun overnames en fusies. Magnaten die de audiovisuele sector ondersteboven kochten, daarna met hun golfkarretje naar het clubhuis tuften om er te aperitieven met oudgediende officials van de Belgische Voetbalbond, een of andere graaf , een oude glorie van de Formule 1, de onbetwiste chef van de Belgisch-Franse haute finance en niet te vergeten onze dierbare vriend van de Hoge Raad voor Diamant.
Nu kwamen er gouden tijden voor dat selecte clubje van rijke jongens die om de zoveel maanden interviews weggaven waarin ze nieuwe initiatieven aankondigden in hun eigen bladen. Jongens die gestudeerd hadden in Princeton en Harvard en ondernemende taal spuiden aan de interviewer van dienst die op hun eigen loonrol stond en vooral diende te weten tot waar hij niet te ver moest gaan
Tonijn besefte niet dat hij een omhooggevallen mosquito was in die titatenstrijd en geplet zat tussen de ijzeren arm van de mediagiganten. Grote jongens die altijd konden terugvallen op een meerderheidsparticipatie hier, een portefeuille daar. Zij waren de echte persbaronnen, de nieuwe machthebbers. Garnalen als Tonijn konden op elk moment vervangen worden door andere en betere hoofdredacteuren. Schrijfheren genoeg. De job van hoofdredacteur bood minder zekerheden dan die van voetbaltrainer in eerste klasse.
Lange tijd hadden de tegenmachten van de grote vakbonden het nochtans hard geprobeerd om op dat terrein van de persbaronnen te kunnen meespelen. Het grootste stuk van de twintigste eeuw was hen dat mooi gelukt. Tot de seventies met hun oliecrisis en de eighties met hun yuppies de bonden steeds meer gingen verketteren. Dan was het allemaal jammerlijk fout gegaan. De kinderen van de gewone man hadden gestudeerd, volgden mee in de verkettering van de grote idealen van de vaderfiguur, lieten het afweten, werden zelf yuppie en gingen andere, zogeheten betere bladen lezen. De vakbonden besloten zich daarop terug te trekken van de mediamarkt en het voortaan te houden op de eigen ledenpublicaties. Ze verlieten het mediaveld en lieten de nieuwe persbaronnen vrij spel. Informatie werd infotainment. Journalisten werden sterren van het scherm. De oude schrijfheren behoorden voortaan tot een uitstervend ras. Niemand maalde nog om hun standpunten. Wie niet op het scherm kwam, bestond niet langer.
Tonijn beging de klassieke fout van de gewone jongen die het een beetje maakt. Hij verliet steeds vaker zijn ware stek. Hij verwaarloosde de dingen waarin hij ooit goed was geweest. Hij begon zich flagrant te vergissen van milieu. Steeds vaker wilde hij tussen de grote jongens gaan lopen. Hij werd hun speelbal. Hij liep verloren tussen twee werelden. Al besefte hij dat zelf nog niet. Hij verloor het respect en het aanzien van de zijnen. Hij verwierf nooit dat van de anderen. Die zouden alleen buigen voor nog grotere portefeuilles en nog meer aanzien.
(Vervolgt).
Uit : De Schrijfheren. Roman. Copryright Stef Vancaeneghem.
Het probleem met Tonijn was dat hij was beginnen denken dat hij thuishoorde in de ontoegankelijke klasse van grote persmagnaten: de besloten wereld van erfgenamen van grote persconcern. Jonge miljardairs die erachter gekomen waren dat er nog iets sterker bestond dan politiek. Een vierde macht die opereerde op de rand van wetgevende, rechterlijke en uitvoerende instanties. Een macht die zij als schatrijke erfgenamen totaal konden controleren. Want de ideologische pers van Boontje, Minne en al diegenen die met oprechtheid en talent de gewone man naar een menswaardig bestaan hadden gepend, die was nu opgegaan in de rookgordijnen van persgroepen.
Zij, de erfgenamen, zwaaiden nu overal ongeremd de plak, voortwevend aan hun allesomvattend web van de grote ultieme persconcentratie. De tijd van de grote idealen was voorbij, ook in de pers. Marktaandelen zouden voortaan bepalen wie toonaangevend was. In de plaats van de gedreven journalist kwam de koele manager, de anonieme aandeelhouder, de onbereikbare persmagnaat.
Tonijn maakte de fout te denken dat hij thuishoorde in die selecte club van golf spelende blitse jongens die mekaar begroetten op de groenige greens van Knokke. Vlaamse mediatycoons die mekaar de loef afstaken met hun overnames en fusies. Magnaten die de audiovisuele sector ondersteboven kochten, daarna met hun golfkarretje naar het clubhuis tuften om er te aperitieven met oudgediende officials van de Belgische Voetbalbond, een of andere graaf , een oude glorie van de Formule 1, de onbetwiste chef van de Belgisch-Franse haute finance en niet te vergeten onze dierbare vriend van de Hoge Raad voor Diamant.
Nu kwamen er gouden tijden voor dat selecte clubje van rijke jongens die om de zoveel maanden interviews weggaven waarin ze nieuwe initiatieven aankondigden in hun eigen bladen. Jongens die gestudeerd hadden in Princeton en Harvard en ondernemende taal spuiden aan de interviewer van dienst die op hun eigen loonrol stond en vooral diende te weten tot waar hij niet te ver moest gaan
Tonijn besefte niet dat hij een omhooggevallen mosquito was in die titatenstrijd en geplet zat tussen de ijzeren arm van de mediagiganten. Grote jongens die altijd konden terugvallen op een meerderheidsparticipatie hier, een portefeuille daar. Zij waren de echte persbaronnen, de nieuwe machthebbers. Garnalen als Tonijn konden op elk moment vervangen worden door andere en betere hoofdredacteuren. Schrijfheren genoeg. De job van hoofdredacteur bood minder zekerheden dan die van voetbaltrainer in eerste klasse.
Lange tijd hadden de tegenmachten van de grote vakbonden het nochtans hard geprobeerd om op dat terrein van de persbaronnen te kunnen meespelen. Het grootste stuk van de twintigste eeuw was hen dat mooi gelukt. Tot de seventies met hun oliecrisis en de eighties met hun yuppies de bonden steeds meer gingen verketteren. Dan was het allemaal jammerlijk fout gegaan. De kinderen van de gewone man hadden gestudeerd, volgden mee in de verkettering van de grote idealen van de vaderfiguur, lieten het afweten, werden zelf yuppie en gingen andere, zogeheten betere bladen lezen. De vakbonden besloten zich daarop terug te trekken van de mediamarkt en het voortaan te houden op de eigen ledenpublicaties. Ze verlieten het mediaveld en lieten de nieuwe persbaronnen vrij spel. Informatie werd infotainment. Journalisten werden sterren van het scherm. De oude schrijfheren behoorden voortaan tot een uitstervend ras. Niemand maalde nog om hun standpunten. Wie niet op het scherm kwam, bestond niet langer.
Tonijn beging de klassieke fout van de gewone jongen die het een beetje maakt. Hij verliet steeds vaker zijn ware stek. Hij verwaarloosde de dingen waarin hij ooit goed was geweest. Hij begon zich flagrant te vergissen van milieu. Steeds vaker wilde hij tussen de grote jongens gaan lopen. Hij werd hun speelbal. Hij liep verloren tussen twee werelden. Al besefte hij dat zelf nog niet. Hij verloor het respect en het aanzien van de zijnen. Hij verwierf nooit dat van de anderen. Die zouden alleen buigen voor nog grotere portefeuilles en nog meer aanzien.
(Vervolgt).
Uit : De Schrijfheren. Roman. Copryright Stef Vancaeneghem.
<< Home