19 februari 2009

JOURS DE FRANCE














5.

Blois. Dwars doorheen zijn vettige loupe volgt hij op de landkaart met zijn afgestompte wijsvinger (in een vorig leven was hij timmerman) de départementale die ons vanuit Blois steeds dieper duwen moet. Hij heeft het nu toch wel in zijn hoofd gestoken zeker om ook nog Vierzon te gaan bezoeken. De hele reis al heeft hij niet opgehouden me te bestoken met weetjes. In Cambrai heeft hij het monkelend over Franse Bétises. Op de eindeloze weg naar Péronne dommel ik in, met in gedachten de lotgevallen van de familie Bardin uit onze schoolboeken Frans. ‘La Famille Bardin part en vacances.’ ‘La route est longue et sinueuse.’

Met onstilbare reishonger drijft hij mama genadeloos in het zweet. Hij wil de boorden van de Rijn zien en Koblenz. We bezoeken Rüdesheim. Het parlement van Bonn. Hij wil de Jungfrau eens op. We nemen de Zugspitze erbij. Hij sleurt ons mee naar de ruïnes van Trier. Hij doet ons bibberen in de kille mergelgroeven van Sichen-Sussen-Bolder. We trotseren met zijn allen zijn acute galcrisis denken dat hij dood gaat onderweg naar het eiland Walcheren. Nu wil hij dus eerst naar Vierzon, dan de kastelen van de Loire . Niks wordt hem geweigerd. Grootvader is onze pater familias. De vervanger van papa die gone with the wind is.

Overal zie ik zonnebloemen. Ze keren hun ranke rug naar schaduw die er niet is. Al dagen sleurt mama aan het stuur van de zware Kapitan, als zat ze aan het commando van de USS Forrestal. Laveert ze gezwind tussen ingebeeld gevaar van links op de route nationale.

(In mijn familie komt het gevaar altijd van links.)

De zon bliksemt in schichten tussen de platanen door. Ik word er weemoedig van. Chambord. Amboise. Chinon. Al die Franse kastelen kunnen mijn rug op. Waarom zit ik hier niet naast het meisje dat ik meer dan de hele Loireroute liefheb ? Waarom zingt ze hier simpelweg dat mooie liedje niet?

‘Tom Billibi
a deux châteaux.
L’un en Ecosse,
l’autre en Espagne’

In de achteruitkijkspiegel schenkt mama me haar mooiste glimlach.

‘Toujours sourire,’ lacht ze. Tussen twee kotsstops door verfris ik vanop mijn plekje aan het raam achter haar bestuurderszetel zachtjes haar drijfnatte hals met verfrissende citroenzakdoekjes. Die hebben we bij het tanken meegekregen van BP British Petroleum. De doekjes branden zo te zien in haar huid, al houdt ze vol dat het zo’n deugd doet mijn jongen. Haar hals oogt nu rood als de klaprozen die ik daarnet langs de kant van de weg heb ondergekotst. Mijn dijen kleven aan de zwarte neplederen bekleding van de Opel.

Chantilly.
Versailles.
Rambouillet .

Dit alles is aan mij voorbijgegaan, vanwege de Paranausine die me de helft van de reis doet slapen. Voor de kathedraal van Chartres sprenkelt grootvader me wakker met water uit zijn fles Spa Nature uit Boortmeerbeek.

‘Zoiets ziet ge maar één keer in heel uw leven’.

Net zoals de Wereldexpositie. De grotten van Han. Het meer van Virelles. De watervallen van Coo. Het fort van Eben-Emael. De citadel van Namen. De Rocher Bayard. A die plekken waarheen hij ons elke zomer meesleurt en waar ik me dan gaandeweg steeds eenzamer ga voelen, zonder het lied van Robert Cogoi. (Voor mij: Robert Cowboy). Maar we moeten en zullen samen de wereld zien. Eer grootvader sterft. En van die hele wereld is Frankrijk het mooiste land. Ik ga hier nu toch niet de hele tijd slapen of staan kotsen zeker? De roos van Chartres is een uniek collectiestuk! En besef ik wel wat het betekent om voet te zetten op de heilige grond van Orléans?

‘La Pucelle. Jeanne d’Arc.’

Wat leer ik dan in het college?

(Ik wil naar Le Mans. Waar Michel Vaillant in de laatste ronde mijn held Steve Warson voorbij vliegt in zijn ‘Vaillante.’ Geen denken aan. Le Mans, dat is lawaai en stank en proetmadamkes verder niks. Grootvader wil helemaal naar Poitiers waar Karel Martel in 732 de Moren heeft afgeblokt. Mama rijdt alvast naar Saumur. Dan zien we wel, zucht ze. Toujours sourire. Hij duikt in zijn gidsen.

‘Saumur. Zijn wijnen. Zijn wereldvermaarde ruitersschool.’

Die gaat hij me tonen. ‘Eer je dood gaat’, zeg ik. Om hem te plagen.

Zelf sterf ik van de misselijkheid door de eindeloze rij lepralijdende platanen die me vanaf de beide zijden van de route nationale in hels tempo voor de ogen dansen. Het schoonste land van de wereld zal me Saucisson de Bayonne wezen. Ik droom mezelf weg in een Schots spookkasteel. En dat ik haar Tom Billibi ben.

‘Jours de France’. Roman.
Illustratie: ‘On dirait le Sud’.
Copyrights: Stef Vancaeneghem.