DE NALATENSCHAP
Hoofdstuk 13.
Victor.
Meer dan sadistische neigingen en primitieve driften ligt de loskoppeling van de persoonlijkheid van het individu aan de basis van hun totalitaire kwaad. Menselijke wezens worden hier door onze bewakers ondergeschikt gemaakt aan het grote kosmische politieke project van hun Führer. Hitler heeft het over de nietigheid van de individuele mens. Hij garandeert hen een verlengd bestaan in de onsterfelijkheid van het Derde Rijk. Zijn rechterhand Himmler vraagt daarom van elke SS'er de totale opoffering van de eigen persoonlijkheid bij de uitoefening van de plicht ten opzichte van de natie. Elke SS’er moet bereid zijn zowel zijn eigen leven als dat van anderen te offeren voor dat grote doel.
Hun totalitaire denken is in wezen anti-humanistisch. De humanistische gedachte gaat er immers van uit dat je aan het menselijke individu nooit kan voorbij kan. Dat is de kern van de categorische imperatief van Kant.
‘Handel zo dat je de mensheid altijd,
zowel in je eigen persoon
als in elke ander steeds beschouwt
als een doel op zichzelf
en nooit als een middel’.
Ons laatste verweer als gevangenen tegen de vermaling van onze persoonlijkheid is van te proberen om ons bij onze bewakers te uiten en te gedragen als personen. Proberen tegen hen te spreken. Als we als individuen verstoken blijven van het gesproken woord, verliezen we al een eerste groot stuk van ons mens-zijn. Maar onze nazi-bewakers praten niet. Ze blaffen. Ze hanteren tot in de details alle technieken van de onpersoonlijkheid. Naakt drijven ze ons bijeen op de binnenkoer van het kamp. Naakt drijven ze ons steeds verder in hun proces van verdierlijking.
Voor onze bewakers zelf wordt aldus elke identificatie van deze naakte mensenmassa onmogelijk gemaakt. Onze kleren maakten de man. Ze onderscheidden ons als mensen van elkaar.
Hun andere middel van onze verdierlijking is de honger. Vier dagen en nachten zonder eten noch drinken in de beestenwagon. Van hongerlijdenden worden we gaandeweg beesten die tot alles in staat zijn voor het verwerven van voedsel.
We verliezen onze kleren, onze waardigheid, onze persoonlijkheid. Onze bewakers spreken niet langer over ons als personen of gevangenen. Ze hebben het over stuks, aantallen. De treinen naar hier zitten voor hen niet langer volgepropt met mensen. De nazi’s spreken van ‘de lading’.
Onze bewakers doen er alles aan om oogcontact met ons te vermijden. Door onze blikken te mijden, negeren ze ons bestaan. Voor hen zijn we al doden, met uitstel van executie.
Om te vermijden dat de leden van de ‘Einsatzkommandos’ dag na dag nog duizenden gevangenen fusilleren en daardoor zelf door het lint gaan voor zoveel gruwel organiseren ze groepsvernietiging in de gaskamers. Hun verdelgingssysteeem vervangt voortaan de ene mens die de andere massaal vernietigt. Er moesten er teveel tegelijk gedood worden, vindt Himmler. Er zijn teveel vrouwen en kinderen bij. De methode van het neerschieten voor massagraven werd te pijnlijk: voor de SS die de executies moet uitvoeren.
(Het is gemakkelijker om vanuit een vliegtuig op hoge hoogte een massa-vernietigingsbom te lossen die honderdduizend mensen de dood in jaagt, dan een kind met de loop tegen de slaap dood te schieten of levende mensen op brandende roosters te smijten. De Führer die de uitroeiing van ver beveelt, wordt enkel geconfronteerd met de cijfers in zijn bunker. De miljoenen mensenlevens die hij de dood in jaagt liggen zo ver van hem).
*
Het loskoppelen van de persoon volgt na een lang volgehouden indoctrineringsproces waarbij het haten van de vijand, de cultus van de ijzeren discipline en het harden van de uitvoerders jarenlang geïdealiseerd is. Die cultus gaat terug op de Spartaanse ‘zwarte opvoedkunde’, waarbij de vader zijn kind slaat. Zogezegd om er een echte man van te maken. Hij staat al bekend als ‘Drill’ in de Pruisische militaire opleiding. Er worden onmenselijk harde oefeningen geprogrammeerd. En buitensporig lange marsen, met overzware lasten. Het onderliggend idee is dat dit de persoonlijkheid van de soldaat sterken zal. De soldaat hoort dan ook fier te zijn op deze zware opdrachten, veeleer dan erover te klagen. De nazi’s integreren deze Pruisische traditie in hun systeem. De SS’ers zijn zodanig gehard dat ze geen enkel gevoel van medelijden opbrengen voor ons, hun gevangenen.
Hitler en zijn handlangers praten dit alles goed door te stellen dat die ‘problemen’ dienen te worden opgelost in het belang van het volk. Dat kan alleen door meedogenloos hard te zijn.
‘Mit rücksichtloser Härte.’
Hitler heeft het zelf met misprijzen over medelijden. Voor hem is dat een hinderlijk afvalrestantje van de christelijke ethiek.
‘We hebben pech’, zegt hij tegen Speer, ‘dat we niet met de juiste religie zitten. Waarom hebben we niet de godsdienst van de Japanners? Voor hen is de opoffering ten dienste van de natie het hoogste goed.’
Een SS’er moet volgens hem in staat zijn om zijn eigen ouders te doden als die zich verzetten tegen de staat of de ideeën van de Führer. Maar één ding is van tel: het bevel. Het ordewoord van onze bewakers :
‘Führer, we gehoorzamen je.’
Dat gegeven woord wordt door hen niet enkel strikt opgevolgd, het wordt fier geclaimd. Ze onderwerpen zichzelf aan de wet en de orde. Het zogenaamde Herrenvolk dat ons verknechten wil, heeft zichzelf volkomen ondergeschikt gemaakt aan de vereisten van Het Derde Rijk. De nazi-massamoordenaars rondom ons leven in de overtuiging dat ze perfect handelen volgens de principes van de moraal en hun plicht doen. Dat kan alleen omdat ze de Categorische Imperatief van Kant volkomen perverteren.
‘Handel steeds zo dat
Onze Führer,
zo hij je daden zien en kennen zou,
ze zou goedkeuren.’
Naar de vorm is de uitvoering van de plicht aanwezig. Naar de inhoud hebben ze de universele menselijke waarden vervangen door de wil van hun Führer.
‘Fürhrerworte haben Gesetzkraft.’
Het woord van hun Führer heeft universele kracht van wet. In hun ogen heeft de Führer altijd gelijk. Zijn orders worden meteen uitgevoerd. Ook zijn bevel voor de massale vergassing en verbranding van de gevangenen. Ongehoorzaamheid is ondenkbaar voor hen. Het idee alleen al komt bij geen van onze SS’-bewakers ers op.
*
Als gevangenen worden Theo, Gilbert, Gaston ik en alle andere Ronsenaars hier herleid tot pure werkinstrumenten. We worden alleen in leven gehouden zo lang we nog kunnen presteren. Wie te zwak is, wordt vernietigd. We zijn dan niet langer van tel voor hun grote menselijke bewapeningsmachine. We zijn hen dan alleen maar tot last. We bezetten het bed en de kampplaats van anderen. We kosten hen wat hier doorgaat voor voedsel. We dienen tot niks meer.
Door ons als gevangenen los te koppelen van onze persoonlijkheid beschouwt onze nazi-kampoverste zichzelf als een technocraat. Het enige wat hem interesseert zijn de ‘resultaten’ van zijn ‘vergassingsfabriek’. Hij zorgt voor de grondstof.
Zijn grondstof: gas, mensen, verbrandingsstoffen.
Dit alles moet vlot worden besteld.
Hij beschrijft zichzelf als een pion op het grote schaakbord. Ontdaan van elke vorm van eigen wil of initiatief. Hij luistert alleen maar naar de orders. Hij voert ze uit. Gehoorzaamheid. Respect voor de discipline. Militaire verplichtingen in oorlogstijd. Eed van trouw. Al die woorden.
Aldus gaat hij prat op zijn eigen onpersoonlijkheid. Hij voert niet alleen maar de bevelen uit: hij wil niet anders doen dan ze uit te voeren. Elk persoonlijk denken is hem daarbij vreemd. Elk eigen initiatief schrikt hem af. Hij is de vlees geworden kwade trouw. Hij laat zich indekken door de bevelen van hogerop. Het enige wat hem afschrikt, is dat hij de bevelen niet uitvoeren zou. Al wil hij er wel eens mee ophouden: met al dat vergassen.
Het vermoeit hem op de duur.
Als een van de grote organisatoren van deze grootste massavernietiging heeft onze kampoverste de Wannsee Conferentie van januari 1942 bijgewoond. Alles verliep er op wieltjes. Iedereen was zeer beleefd. Vriendelijk en hoffelijk. Door de ordonnanties werd Cognac geserveerd. En de zaak was beklonken. De joden van Europa, herleid tot de neutrale ‘joodse kwestie’. Miljoenen mensen teruggebracht tot een abstractie. Een abstractie die op haar beurt teruggeschroefd wordt tot een ‘technisch probleem’ in een ‘instrumentaal denken’. En voor elk technisch probleem bestaat er een oplossing.
‘Final Solution.’ Cognac.
Alle acties rond de ‘oplossing’ worden voortaan benoemd met veralgemenende eufemismen. Mensen worden vrachten. Leveringen. Grondstof. Stuks. De uitdrukking beroepsgeheim garandeert voorlopig hun algehele stilte rond de massavernietiging. Hun beroep is het uitroeien van mensen. Gehoorzaamheid. Abstractie. Instrumentaal denken. Dit alles laat geen enkele ruimte voor de persoonlijke waardigheid van miljoenen mensen.
Onze kampoverste vindt van zichzelf, net als de andere nazi’s, dat hij een idealist is. In zijn definitie van idealisme staan de ideeën boven het menselijk individu. Het instrumentale denken beheerst heel zijn wezen. Bovenal staat zijn efficiëntie in het grote geheel. Hij is een pure technocraat. Een briljant man, zo vindt hij van zichzelf. Hij behoort tot geen enkele klasse. Hij heeft geen ander doel dan opgang te maken in Het Derde Rijk, als perfect techncicus en prima organisator.
Zes miljoen stuks. Cognac.
*
We weten niet of we ons geliefde Ronse en onze vrienden van het verzet ooit nog terug zien. Mijn vriend Theo is hier stilaan nog de schaduw van zichzelf. Gaston wil een tunnel graven. Een tunnel naar de vrijheid.
'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.
(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008)
<< Home