30 oktober 2008

BLUE MOON













Hoofdstuk 41.

Ik hou een dagboek bij van alle hotels waar we met de Snukkende Snaren neerstrijken.

‘Washington. The New Willard. De airco verspreidt een geur van kouwe tabak. De marmeren trap wordt ontsierd door Griekse godinnen met muggentetjes van albast. De echo van Amerikaanse neusklanken door de lounge is ondraaglijk. Hier nooit terugkomen. Tenzij Bweurk Obama ons straks vraagt om op te treden in het Witte Huis.

But if you’re a negro
they’ll slap you in face
Ring I’ve got to sing
Oh don’t cry my babe…


De meesten van ons zijn democraat. Onze backing vocals daarentegen voelen zichzelf veeleer republikeins van obediëntie. Marie-Lou houdt van de maffe Palin met al haar pruiken. (Ze hield ook al van Imelda Marcos haar schoenenkast). Marie-Lou heeft zevenduizend paar schoenen en achtduizend sacochen.

Onze chef is meer een anarchist. Het geeft interessante discussies in onze hotelsuites bij de Brut Impérial met zalm in botersaus. Volgens ongecontroleerde geruchten was zalm in botersaus de lievelingsschotel van de hond van Hitler. Het enige wezen om wie de Führer gaf en doodschoot van pure compassie omdat hij de hond van Hitler was. Een hondenleven.

‘Alles gaat naar de haaien. En de haaien zelf stikken in de smurrie,’ begint onze chef die ook steunend lid is van het WWF en opkomt voor witte haaien en zwarte schapen.

‘De opwarming van de aarde heeft ook haar goede kanten,’ begint één van onze twintig geluidsmensen. (Daar gaan we).

‘De druiven dragen meer suiker.’
‘Het verhoogde suikergehalte verhoogt de alcoholisering.’
‘Een goeie Shiraz stevent tegenwoordig af op 15 graden.’
‘Dat scheelt in de afdronk.’

Als ik ze hier zo bezig hoor in deze gewatteerde oorden van het ‘Commodore’ (waardeloze service) ‘The Traymont’ (prachtige zilveren lepeltjes voor in mijn koffer) of het ‘O’Henry Hotel’ (zachte badjas, mooi meegenomen), ben ik blij dat ik me bijwijlen terugtrekken kan in mijn geschriften.

Le temps dure longtemps
Et la vie sûrement
Plus d’un million d’années
Et toujours en été.


Soms schrijf ik dingen in mijn dagboek die zomaar in mijn hoofd zingen. Al weet ik dan niet zeker of ze echt wel van mij komen. Onze drummer, die bijwijlen in ‘Het Grand Orient Hotel’ verblijven mag, beweert dat ze zoiets ‘intertekstualiteit’ noemen. Het woord alleen al.

(Ik vraag me af of ze hun schortje aanhouden voor hun bbq’s en het vlees met hun passertje prikken, de logé’s van het Grand Orient. Pas op, die mensen hebben veel geleden in de geschiedenis der persecuties. Dit vanwege hun vrijheid van denken. Ze hebben een ander zozeer zijn gedacht laten zeggen, dat hen op de duur zelf het zwijgen werd opgelegd).

Rome.‘Grand Hotel’. Achter de palmbomen zie ik veteranen van de Britse Royal Air Force krabben waar het jeukt. Het hotel zit vol legionella. Dokter Beaucourt, die alles onderzocht heeft in opdracht van Thomas Cook deelt krabberkes uit van de Humo.

Londen. ‘The Claridge’. Bij de Veuve Clicquot serveren ze ons aardbeien op een gouden schoteltje (mooi meegenomen). Kamers zonder ramen. Somberheid troef en buiten ook. Een raam had ons niks verder geholpen. Ik zie de pointillistische Tower Bridge van de vroege Ensor.

New York. ‘Het Grand Plaza’ steekt vol gravures met Madame de la Galerie de la Fayette erop. Dan nog liever die muggentetjes van het ‘New Willard’. De maître d’hotel rijdt ons een Bentley voor met erop in goud:

‘The Squeezing Strings’

zoals we internationaal als groep door het leven gaan. Doch wat moeten we met ons dom gat in zo’n Bentley? We zijn dat flutgroepje uit Liverpool niet. Dus nemen we de belbus.

*

Nice-Côte d’Azur. We ruilen het ‘Hôtel Ruhl’ vol duistere rouletteprinsen voor het ‘Negresco’ dat er van buiten uit ziet als een Dame Blanche met teveel slagroom en van binnen als een mislukte Salade Niçoise. We eindigen in het ‘Hotel Suisse’ om de haven, met adembenemende uitkijk op de promenade. Wel veel Engelsen.

Hyères. De kaasfondue van het ‘Hôtel des Palmiers’ smaakt naar geitebok. Rond het hotel brede lanen vol even brede straatmadeliefjes.

Well I left home just a week before
And I'd never ever kissed a woman before
But Lola smiled and took me by the hand
And said dear boy Im gonna make you a man


*

We varen naar de eilanden. Onze manager diepzeeduikt er zijn nieuwe ‘Rolex Oyster Perpetual’ tot -330 feet. Hij komt boven met alweer onwaarschijnlijke verhalen over mutante monsters die je normaal alleen in films van Commandant Cousteau ziet voor de kust van Alexandrië ter hoogte van de nieuwe bibliotheek vol onsterfelijke meesterwerken van Paul Coelho en Jacky Collins.

Avignon. De binnentuin van het ‘Hôtel Pape Clément’ wordt overrompeld door Vlaamse toeristen die de keuken van het Pausenpaleis willen zien, dan gaan eten bij Wout Bru in de pure Provence. De klokken kletsen het Angelus tegen de vestingen van de stad. Vandaar terug tegen mijn kop. Ik verkies het klokkenspel van de Heilige Hermes, tegen de houten wanden van de Oude Sint-Martinus.

Sorrento. ‘Hotel Tiberio’ kijkt uit op de daken van Capri.
Donkere steegjes. Bakkerijen en slagers. Kappers. Kappertjes.

Et dire que c’était la ville
de mon premier amour.
Je ne crois pas que
j’y retournerai un jour.


*

Zaterdagavond treden we op in Parochiezaal Sint-Pieter. Bono doet ons voorprogramma. Bono is een beginnend columnist van ‘The New York Times’ die onze wereldberoemdheid aangrijpt om zijn kansje te wagen in ons select internationaal circuit van wereldsterren. Eén kans krijgt hij van ons. Als hij het verknalt, kan hij duiven gaan melken op San Marco.

San Marco. ‘Hotel Metropole’. De mistige lagune stinkt naar rottende lijken van vermiste gondeliers. In 'Harry’s Bar' gunnen we ons zelf een Bellini. Mix van vers perziksap en prosecco. Bono vindt er niks aan. Met die columnisten is het ook altijd wat.

Antibes. ‘Hôtel Du Cap’. Ik koester me in de schaduw van Scott Fitzgerald. Herlees zijn ouwe verhalen. Hoe hij een dagboek bijhoudt met alle hotels erin.

Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright Stef Vancaeneghem.
(De personages zijn fictief, vertelpersonage incluis.)