26 november 2007

VADER DAG


209. Wie denk ik wel dat jij bent, doodgeboren vader van een levende baby?

Je-wou-niet-dood? Makkelijk praten heb je. Je verzorgt je niet. Je slaapt veel te weinig. Je wil overal tegelijk zijn. In je boeken. In je gedichten. In Patagonië. Bovenop de Mont Blanc. Bovenop de Jungfrau. Bovenop de Matterhorn. Op de Pontevecchio. In Montreux. Aan het Lago Maggiore. In Como. In Buenos Aires. In ’t Konijntje. In Het Witte Paard. In de Mogador. In de gemeenteraad. In de weverij. In de spinnerij. In de ververij. Op de Estancia Anita. In de stoet. In de Cinema van bompa. In het oog van de storm. In Biarritz. In Oberammergau. In de ambiance. In Hotel de France. In het D’Hoppebos. Op de vlucht voor de Duitsers. In Paimpol. Je hebt alle tijd om te slapen, zeg je. Later, als je dood zal zijn. Dood. Je codewoord: Dood. Je toverwoord: Dood.

210. Dood. Je fidele J. is dood.

‘Ik weet niet of ik ze nu allemaal terugzie’, zegt ze me voor het eeuwig inslapen. En dat haar deur altijd voor me open blijft. Dan gaat ze voorgoed dicht, de deur. Dicht voor mij. Open voor haar. Ze komen allemaal naar het afscheid van J. Recht vanuit onze jongensjaren:

E. uit Desselgem.
J. uit Leupegem.
A. uit Flobecq.

Je dochter spreekt de woorden van liefde en tederheid die we samen op het mooiste papier hebben gekruld met de kalligrafische pen, hier aan mijn schrijftafel. We schrijven het als een Quatre Mains.

Alles komt boven. Jij, wat je dochter vertelt. Mama, wat ik erover vertel. Les autres, wat we er samen over vertellen. J. wat je oudste zoon erover schrijft. In zijn mooiste gedicht met erin het gemis van àl je kinderen.

Goed dat we nu Pachelbel hebben. En Bach. Altijd weer dat vasthangen aan wat er allang niet meer is. Dat verlangen naar wat nooit terugkomt. Meer dan ooit heb ik zin om dit alles één keer voor goed los te laten. En dan. Dan kom jij weer om de hoek. Je was altijd al om het hoekje.

211. Ik vraag me af of J. bij wijze van terugzien nog eens al haar kookkunsten voor je etaleert. Als ik vanuit mijn schrijfstek hierboven naar jullie kijk, hoort niemand mijn schreeuw van binnen. Dwars door de vriesnacht.

Ik kijk naar jullie als naar een ver feest waarvoor ik nog te jong ben. Te jong? Je bent nooit te jong om te gaan. Voorbeeldig vaderfiguur ben je: je leert je kinderen vroeg dood te gaan. Dat rebelse dwarsliggen zal ik van grootvader hebben. Aan hem dank ik mijn overleving, zonder jou. Want hij is er wel, grootvader.

Mijn handje op het zijne.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.