BLUE MOON
2.
‘Zelf heb ik ze niet gekend. Maar in onze Hermesparochie heb ik horen vertellen dat ze zo’n goed mens was. Van eenieder geliefd. Veel steun vond ze bij Onze-Lieve-Vrouw van Wittentak. Haar laatste wens was het om met Ziekenzorg naar Lourdes te gaan. Het heeft niet meer mogen zijn. Het ware wonder van Lourdes is haar eigen liefde geweest. Want liefde is licht. Marie-Mathilde is nu opgenomen in het Eeuwige Licht. Ge moogt allemaal geheel gerust zijn.’
De priester vergist zich van voornaam. Marie-Mathilde stond daarnet nog naast haar Schots geruite caddy bij de belbus.
('Oh, was ik mis? Ik vraag verschoning daarvoor. Er zijn hier ook zoveel begrafenisdiensten tegenwoordig. Wie allemaal al niet dood gaat. Is dat nu de opwarming van de planeet? De canicule? De stralingen in uw longen?
….We zijn hier nu met zo weinig dienaren Gods. We koersen van de ene parochie naar de andere. We moeten het doen met minder personeel dan de begrafenisondernemers. Vandaag waren ze alweer met vier man, gewoon om het verkeer te regelen in de beuken bij de offergang. En ik daar helemaal alleen met mijn pateen. …
Ooit stonden we hier met twaalf onderpastoors. De sacristie boordevol kapstokken met kazuifels een hele collectie, alle kleuren van de hoop het geloof en de liefde. De mensen luisterden nog naar ons als we vanop de kansel vertelden over de Bergrede. Nu kraaien hun gsm's gelijk de haan van Petrus. In volle Heilig Sacrament.
….Mijn sterkste preek hield ik als jonge priester over Augustinus, de heilige Kerkvader. De rede is de dienares van het geloof. Zij is het oog van de ziel . Na de zondeval is de mens geneigd tot zonde. Hij is volstrekt onbekwaam om zijn eigen heil te bewerkstelligen. Of hij gered wordt, hangt af van Gods genade. De hele zaterdagavond hield ik daarvoor vrij, om hem te prepareren. Ik liet er Toni Corsari voor staan. Nu preken we in de leegte.’)
Na de Monscheinsonate geeft hij het boek der Openbaringen door aan de diaken. De zangers van het Gregoriuskoor doen het zonder witte pij vandaag. Binnen bij de Nieuwkuis Colibri aan het Station, om te stijven.
'Onze diaken heeft Marie-Mathilde wel zelf goed gekend. Hij bracht haar op vrijdag thuis het brood des Heren. Hij zal ons nu voorlezen over de leerlingen van Emmaus. Wat die allemaal meegemaakt hebben onderweg naar Damascus!’
In de donkere vlekken op de afgebladderde binnenmuren van Sint-Hermes doe ik wat Rorsachtests. Zelda Fitzgerald zit er, in de nis waar ik als kind in ijltempo de mis diende. Ik zie hoe ze voor het beeld van de Heilige Rita stiekem haar notitieboekjes vol krabbelt en dan haastig wegstopt voor Scott, die alle eer voor zichzelf wil. Die haar belet zelf ook schrijfster te zijn, in de schaduw van The Great Gatsby.
Hij plukt haar verhalen. Hij stuurt ze voor veel geld door naar The New Yorker en naar The Saturday Evening Post. Zet er zijn naam onder. Haar verhalen willen ze toch niet, beweert hij. Als zij ze signeert niet. Iedereen weet toch dat ze gek is?
Maar ze schildert, Zelda. En ze schrijft. Ze schrijft. Want ze wil zichzelf zijn. En ze wil Fifth Avenue schilderen. Met de Arc de Triomphe erover heen. In Parijs zou ze Danseuse Etoile worden. Tot die stomme stafylokokken haar voeten verlamden.
’Onvermijdelijk komt de dag waarop je je dient te verantwoorden voor wat je schrijft. Want schrijven is alles behalve correct.’
Zo gek was ze niet, Zelda Sayre Fitzgerald.
‘Ga in vrede,’ zegt de priester na de wierook. Onder de Christus aan een megakruis boven zijn hoofd in het stof.
‘Marie-Mathilde waakt nu over jullie vanuit de hemel. Ze zit daar bij Onze-Lieve-Vrouw van Wittentak en van Lourdes. Het wonder is geschied.’
‘Blue Moon’. Roman.
Tekst en illustratie: copyright Stef Vancaeneghem.
<< Home