TOEVALLIG HEDEN
REQUIEM VOOR MAX
Kathy was gek ze kwam uit Holland. Volgens één van mijn broers hebben ze daar allemaal een slag van de molen. Ik kom uit een groot gezin. Met dubbele zegels Valois en korting in de Zoo van Antwerpen.
Ons huis zat altijd vol inwonenden, luidruchtige tafelgasten, priester-leraren, gastprekers die zouden blijven logeren na hun toespraak, zangknapen uit Wenen, meisjes uit Desselgem, Leupegem of Pottes, Karoli een Vervolgde Christen uit Hongarije die op uitdrukkelijke vraag van de Katholieke Kerk door mijn grootvader gered was van de gruwelen van het bolsjewisme (en nu wisten ze er verder geen blijf meer mee), nonkels en tantes, grootnonkels en groottantes, chauffagisten die onder de ketel woonden.
En Kathy die hele middagen blokfluit speelde op zolder. Altijd dezelfde paar noten. Om helemaal retteketet van te worden, zelfs zonder windmolens in de buurt. Tenzij de grote staatslieden die in de veranda plannen aan het ontvouwen waren om het vaderland te redden van de ondergang.
(Kathy op onze zolder:)
‘Zie die boerinnekens
de rokskens waaien
van achter en van voor
je ziet er los en door’.
Dan dat dwaze danspasje over versleten balatum.
Wat Kathy bij ons kwam doen, was hoogst onduidelijk. Behalve blazen op haar blokfluit, bladerde ze de dagen door in bladen met afwisselend Elvis en Paul Anka op de voorpagina. Als haar door de Hogere Overheid in huis wat dan ook gesuggereerd werd, had ze het ‘feel te druk wat dacht je?’ Of dan ‘strookte het gefraachde niet met de bepalingen van haar opdracht.’
‘Ik ben hier het ooh père meisje. Toch jawel?’
Het klonk zo in- tel-li-chent dat er niet verder werd op aangedrongen.
Kathy bleef maar één winter. De koude winter waarin ik elke avond tot Maria van Wittentak bad om te genezen van een ooronsteking. Toen de dokter na zes weken mijn ‘otiet’ voor bedwongen verklaarde en ik daarop eindelijk naar de tuin kon hollen lag Max, ons eekhoorntje, zo stijf als een Pinus uit Austria in zijn kooi, de pootjes richting beiaard Sint-Hermes.
‘Je mag zo’n diertje alleen voederen met halfzachte Chouda en botermelk, grijnsde Kathy. Ze wou wel even een requiempje zingen voor Max. Om waardig afscheid te nemen. Want alle wezens dood of levend zijn schepselen gods.
Toen het lente werd, verdween Kathy voor goed uit ons huis. Iedereen opgelucht. Later kreeg ik een briefkaart met allemaal tulpen erop. Wanneer kwamen we haar eens bezoeken in haar instelling? Dan zouden we de mergelgroeven kunnen verkennen enzo.
Om ons te troosten voor de dood van Max loste grootvader op een morgen een dozijn ganzen in onze tuin. Die was hij gaan halen in D’Hoppe aan de radar. De Hogere Overheid keurde het ganzenproject prompt af. Om hygiënische redenen.
De ijzeren tuintafel, de hangmat, de plooistoelen. Alles werd grondig ontsmet. Het was op een vrijdag. Aroma’s van karnemelk en kabeljauw mengden zich met de scherpe prik in je keel van ontsmettingsmiddel alom. De dieren werden geëvacueerd naar de vijver aan de Hoge Mote alwaar hen na onderhandelingen met de conciërge asiel werd verleend.
Een van mijn broers bleef ontroostbaar om de dood van Max en trok zich terug hoog onder de dakpannen. Ik zou hem pas maanden later terugzien toen hij met zijn Puch tegen de Peugeot van paster Regibo was gekletterd boven de Kruissens en zijn knie zo dik stond als de basketbal van BC Sfinx op het pleintje voor de deur.
Toen werd hij van de zolder beneden gedragen en verzorgd. Omdat ik geholpen had bij zijn evacuatie, verleende hij me daarna bij wijze van gunst toegang tot zijn onderduikadres omgetoverd tot Donkere Kamer en leerde hij me foto’s ontwikkelen . De eerste foto die we samen tot leven brachten in het ontwikkelbad (dat rook als een ontsmettingsmiddel tegen de ganzendrek) was er een die hij genomen had van Kathy met haar blokfluit.
(Requiem voor Max, door Kathy:)
'Als het lente wordt
dan breng ik jou
tulpen uit Amsterdam.'
TOEVALLIG HEDEN. Roman online.
Kathy was gek ze kwam uit Holland. Volgens één van mijn broers hebben ze daar allemaal een slag van de molen. Ik kom uit een groot gezin. Met dubbele zegels Valois en korting in de Zoo van Antwerpen.
Ons huis zat altijd vol inwonenden, luidruchtige tafelgasten, priester-leraren, gastprekers die zouden blijven logeren na hun toespraak, zangknapen uit Wenen, meisjes uit Desselgem, Leupegem of Pottes, Karoli een Vervolgde Christen uit Hongarije die op uitdrukkelijke vraag van de Katholieke Kerk door mijn grootvader gered was van de gruwelen van het bolsjewisme (en nu wisten ze er verder geen blijf meer mee), nonkels en tantes, grootnonkels en groottantes, chauffagisten die onder de ketel woonden.
En Kathy die hele middagen blokfluit speelde op zolder. Altijd dezelfde paar noten. Om helemaal retteketet van te worden, zelfs zonder windmolens in de buurt. Tenzij de grote staatslieden die in de veranda plannen aan het ontvouwen waren om het vaderland te redden van de ondergang.
(Kathy op onze zolder:)
‘Zie die boerinnekens
de rokskens waaien
van achter en van voor
je ziet er los en door’.
Dan dat dwaze danspasje over versleten balatum.
Wat Kathy bij ons kwam doen, was hoogst onduidelijk. Behalve blazen op haar blokfluit, bladerde ze de dagen door in bladen met afwisselend Elvis en Paul Anka op de voorpagina. Als haar door de Hogere Overheid in huis wat dan ook gesuggereerd werd, had ze het ‘feel te druk wat dacht je?’ Of dan ‘strookte het gefraachde niet met de bepalingen van haar opdracht.’
‘Ik ben hier het ooh père meisje. Toch jawel?’
Het klonk zo in- tel-li-chent dat er niet verder werd op aangedrongen.
Kathy bleef maar één winter. De koude winter waarin ik elke avond tot Maria van Wittentak bad om te genezen van een ooronsteking. Toen de dokter na zes weken mijn ‘otiet’ voor bedwongen verklaarde en ik daarop eindelijk naar de tuin kon hollen lag Max, ons eekhoorntje, zo stijf als een Pinus uit Austria in zijn kooi, de pootjes richting beiaard Sint-Hermes.
‘Je mag zo’n diertje alleen voederen met halfzachte Chouda en botermelk, grijnsde Kathy. Ze wou wel even een requiempje zingen voor Max. Om waardig afscheid te nemen. Want alle wezens dood of levend zijn schepselen gods.
Toen het lente werd, verdween Kathy voor goed uit ons huis. Iedereen opgelucht. Later kreeg ik een briefkaart met allemaal tulpen erop. Wanneer kwamen we haar eens bezoeken in haar instelling? Dan zouden we de mergelgroeven kunnen verkennen enzo.
Om ons te troosten voor de dood van Max loste grootvader op een morgen een dozijn ganzen in onze tuin. Die was hij gaan halen in D’Hoppe aan de radar. De Hogere Overheid keurde het ganzenproject prompt af. Om hygiënische redenen.
De ijzeren tuintafel, de hangmat, de plooistoelen. Alles werd grondig ontsmet. Het was op een vrijdag. Aroma’s van karnemelk en kabeljauw mengden zich met de scherpe prik in je keel van ontsmettingsmiddel alom. De dieren werden geëvacueerd naar de vijver aan de Hoge Mote alwaar hen na onderhandelingen met de conciërge asiel werd verleend.
Een van mijn broers bleef ontroostbaar om de dood van Max en trok zich terug hoog onder de dakpannen. Ik zou hem pas maanden later terugzien toen hij met zijn Puch tegen de Peugeot van paster Regibo was gekletterd boven de Kruissens en zijn knie zo dik stond als de basketbal van BC Sfinx op het pleintje voor de deur.
Toen werd hij van de zolder beneden gedragen en verzorgd. Omdat ik geholpen had bij zijn evacuatie, verleende hij me daarna bij wijze van gunst toegang tot zijn onderduikadres omgetoverd tot Donkere Kamer en leerde hij me foto’s ontwikkelen . De eerste foto die we samen tot leven brachten in het ontwikkelbad (dat rook als een ontsmettingsmiddel tegen de ganzendrek) was er een die hij genomen had van Kathy met haar blokfluit.
(Requiem voor Max, door Kathy:)
'Als het lente wordt
dan breng ik jou
tulpen uit Amsterdam.'
TOEVALLIG HEDEN. Roman online.
<< Home