OVER LEVEN VOOR GEVORDERDEN
REIS NAAR HET EINDE VAN JEZELF
Rimini. Hotelkamer. Overdosis. Coke. Frank VDB wil nooit eindigen als Marco Pantani. En zie. ‘’La Maison Bleue’. Senegal. Nul Sterrenhotel. Rendez-vous- met-de-dood-hotel. Roomservice: Xanax. Stilnox. Insuline. Kots. Calling Elvis. Calling Michael.
‘La Maison Bleue’. Blauw. Blauw. Blauw. Het grootste talent van zijn generatie nochtans. Innemend, charme te koop. Haartooi wisselend, met de Four Seasons voor Wielerploeg Vivaldi. Van Ploegsteert naar Toscane. Van Clothilde naar Sara.
Een godenkind. Maar de goden kijken algauw de andere kant uit en iedereen is de weg kwijt. Van doktersbegeleiding naar wonderdokter. Van boeiend bestaan naar geboeid meegaan. Verraden door de eigen breekbaarheid. Hoe broos is de gevierde fietser? Verraden en verlaten, door de toevallige lichtekooi van dienst. Voyage au bout de la nuit. Een vakantie. Een discootje. Een numerootje. Reis naar het einde van jezelf.
Waaraan ik denk? Aan baxters die ik zie op hotelkamers in de Tour de France. Aan al die stoere verhalen die ik hoor, tien jaar lang in en om het peloton. Aan de peer van Pollentier. Het plassen in de plaats van een ander. Aan de gekte die ik zie in en om Milaan-Sanremo. Idolatrie onder de Dom. Aan de spuit die ik zie in de blote kont, net voor een WK. Aan de zelfverklaarde vooraf aangekondigde winnaar van de Omloop Het Volk. Aan hun campingcars, hun frigoboxen, hun ijsgekoelde preparaties, hun cocktails, hun ‘Pot Belge’, hun never ending-epo-aranesp-en-erger-generaties. Hun Stimul. Hun Probenecid. Hun doping én maskering van doping.
‘Vandaag win ik hier, Stef.’
‘Hoe weet je dat zo zeker?’
‘Schrijf het al op. Ik en geen ander.’
(Hij wint. Er staat geen maat op.)
‘Het zijn vitaminen, Stef’.
‘Voedselsupplementen.
‘Trek je dat niet aan Stef.’
‘Mijn jongentjes zijn geprepareerd.’
‘C’est quoi ça?’
‘Koninginnebrij.’
‘Vers bloed, van Zwitsere lammekes.’
‘Hoe, ge gelooft mij niet?’
‘Zuurstoftent.’
‘Hoogte-stage’.
‘C’est du fer, t’occupe pas’.
En schrijf het niet. Want: geen bewijzen.
En geen bewijzen: schadeclaim.
Groot Proces, pas maar op of ‘k eet u op.
Hun fietsgemiddelden. Boven de 50 kilometer per uur. Weken en weken doorgaan. Dan de criteriums. Discotheek. Criterium. Discotheek. De waanzinnige ‘hypocrietwaarden’ in hun bloed. Dikker dan confituur. Hun waanzinnig gespurt naar de top van d’ Alpe.
Aan Tommy Simpson denk ik, bovenop de Ventoux.
Aan Marc Demeyer.
Aan Vic Van Schil.
Aan de kogel door de kop van Louis Ocana.
Aan de kanker in het lijf van Anquetil.
Aan Leeuw Museeuw in de Laatste Show:
‘De wielersport heeft Frank dood gedaan.
Hij was intelligent, een goeie sommelier.’
Aan het knarsen van hun kettingen. Aan het kraken van hun knoken onderweg naar Alpe D’Huez.
Aan mijn in-goede zachtmoedige dode collega-sportjournalist M.
Aan zijn genadeloos journalistiek bestaan, bijtend in hun sterrenstof. In stilte bezwijkend onder de druk van nooit goed genoeg, steeds meer, steeds sneller. Aan de gekte van hun redacties. Aan de hartinfarcten van collega's, aan hoge bloeddruk, aan hun spoedopnamen. Aan de anonieme hotelkamer van M. in Brussel. Zijn zelfgekozen dood. Niemand storen vooral. Aan zijn stille dood in de luwte, ver van de krantenkoppen die hij zelf niet langer maken zal.
Aan die auto-ongevallen van Frank Vandenbroucke, in het Brakelse onlangs. Aan die van Tom. Was het een Maserati, was het een Audi? Een bolide hoe dan ook. Aan de rooie Ferrari van Fignon, wegscheurend van de Steenbrugge om twee uur in de ochtend. Aan de brokkenrit van Jonathan Legear, uit de bol na Standard-Anderlecht. Aan François Sterchelé.
Aan de eenzaamheid van mijn collega-verslaggever M. Aan zijn journalistiek leven in de schaduw van de sterren. Hun circus van de slechte smaak. Was dat al geen titel van onze nieuwe onnavolgbare schrijfmeester Tom Lanoye? Een om ‘Sprakeloos’ voor te gaan zitten.
(De Standaard 13 oktober: pagina 1: ‘Profwielrenner Frank Vandenbroucke (34) overleden. Pagina 2 (rubriek politiek) ‘Overlijden Vandenbroucke is voorbarig aangekondigd’. De never comeback van de ene. De bijna comeback van de andere. Frank Vandenbroucke, de wielrenner, wou aan de top staan en er blijven. Frank Vandenbroucke, de politicus, stond aan de top en moest weg. Stop dit soort top. Stop deze walgelijke, ongeloofwaardige kunstmatige top. Die jonge renners gek maakt, van politici thriller-personages maakt, geschreven door een gewezen hoofdredacteur van Het Nieuwsblad, nu senator.
Frank Vandenbroucke: ‘Ja, ik had gepakt de dag dat ik Luik-Bastenaken-Luik won. Zoals de hele top-tien van het klassement die dag.’
Moment de vérité. Moment Suprême, de volaille.
Maar wie de waarheid spreekt, die krijgt de roe.
Adieu godenkind.
Leve(n)de doden.
Weg met de nepgoden.
‘Over Leven voor Gevorderden'
Copyright : Stef Vancaeneghem.
(Deze foto van Frank, met de vriendelijke toestemming van de Ronsese fotograaf David Stockman)
Rimini. Hotelkamer. Overdosis. Coke. Frank VDB wil nooit eindigen als Marco Pantani. En zie. ‘’La Maison Bleue’. Senegal. Nul Sterrenhotel. Rendez-vous- met-de-dood-hotel. Roomservice: Xanax. Stilnox. Insuline. Kots. Calling Elvis. Calling Michael.
‘La Maison Bleue’. Blauw. Blauw. Blauw. Het grootste talent van zijn generatie nochtans. Innemend, charme te koop. Haartooi wisselend, met de Four Seasons voor Wielerploeg Vivaldi. Van Ploegsteert naar Toscane. Van Clothilde naar Sara.
Een godenkind. Maar de goden kijken algauw de andere kant uit en iedereen is de weg kwijt. Van doktersbegeleiding naar wonderdokter. Van boeiend bestaan naar geboeid meegaan. Verraden door de eigen breekbaarheid. Hoe broos is de gevierde fietser? Verraden en verlaten, door de toevallige lichtekooi van dienst. Voyage au bout de la nuit. Een vakantie. Een discootje. Een numerootje. Reis naar het einde van jezelf.
Waaraan ik denk? Aan baxters die ik zie op hotelkamers in de Tour de France. Aan al die stoere verhalen die ik hoor, tien jaar lang in en om het peloton. Aan de peer van Pollentier. Het plassen in de plaats van een ander. Aan de gekte die ik zie in en om Milaan-Sanremo. Idolatrie onder de Dom. Aan de spuit die ik zie in de blote kont, net voor een WK. Aan de zelfverklaarde vooraf aangekondigde winnaar van de Omloop Het Volk. Aan hun campingcars, hun frigoboxen, hun ijsgekoelde preparaties, hun cocktails, hun ‘Pot Belge’, hun never ending-epo-aranesp-en-erger-generaties. Hun Stimul. Hun Probenecid. Hun doping én maskering van doping.
‘Vandaag win ik hier, Stef.’
‘Hoe weet je dat zo zeker?’
‘Schrijf het al op. Ik en geen ander.’
(Hij wint. Er staat geen maat op.)
‘Het zijn vitaminen, Stef’.
‘Voedselsupplementen.
‘Trek je dat niet aan Stef.’
‘Mijn jongentjes zijn geprepareerd.’
‘C’est quoi ça?’
‘Koninginnebrij.’
‘Vers bloed, van Zwitsere lammekes.’
‘Hoe, ge gelooft mij niet?’
‘Zuurstoftent.’
‘Hoogte-stage’.
‘C’est du fer, t’occupe pas’.
En schrijf het niet. Want: geen bewijzen.
En geen bewijzen: schadeclaim.
Groot Proces, pas maar op of ‘k eet u op.
Hun fietsgemiddelden. Boven de 50 kilometer per uur. Weken en weken doorgaan. Dan de criteriums. Discotheek. Criterium. Discotheek. De waanzinnige ‘hypocrietwaarden’ in hun bloed. Dikker dan confituur. Hun waanzinnig gespurt naar de top van d’ Alpe.
Aan Tommy Simpson denk ik, bovenop de Ventoux.
Aan Marc Demeyer.
Aan Vic Van Schil.
Aan de kogel door de kop van Louis Ocana.
Aan de kanker in het lijf van Anquetil.
Aan Leeuw Museeuw in de Laatste Show:
‘De wielersport heeft Frank dood gedaan.
Hij was intelligent, een goeie sommelier.’
Aan het knarsen van hun kettingen. Aan het kraken van hun knoken onderweg naar Alpe D’Huez.
Aan mijn in-goede zachtmoedige dode collega-sportjournalist M.
Aan zijn genadeloos journalistiek bestaan, bijtend in hun sterrenstof. In stilte bezwijkend onder de druk van nooit goed genoeg, steeds meer, steeds sneller. Aan de gekte van hun redacties. Aan de hartinfarcten van collega's, aan hoge bloeddruk, aan hun spoedopnamen. Aan de anonieme hotelkamer van M. in Brussel. Zijn zelfgekozen dood. Niemand storen vooral. Aan zijn stille dood in de luwte, ver van de krantenkoppen die hij zelf niet langer maken zal.
Aan die auto-ongevallen van Frank Vandenbroucke, in het Brakelse onlangs. Aan die van Tom. Was het een Maserati, was het een Audi? Een bolide hoe dan ook. Aan de rooie Ferrari van Fignon, wegscheurend van de Steenbrugge om twee uur in de ochtend. Aan de brokkenrit van Jonathan Legear, uit de bol na Standard-Anderlecht. Aan François Sterchelé.
Aan de eenzaamheid van mijn collega-verslaggever M. Aan zijn journalistiek leven in de schaduw van de sterren. Hun circus van de slechte smaak. Was dat al geen titel van onze nieuwe onnavolgbare schrijfmeester Tom Lanoye? Een om ‘Sprakeloos’ voor te gaan zitten.
(De Standaard 13 oktober: pagina 1: ‘Profwielrenner Frank Vandenbroucke (34) overleden. Pagina 2 (rubriek politiek) ‘Overlijden Vandenbroucke is voorbarig aangekondigd’. De never comeback van de ene. De bijna comeback van de andere. Frank Vandenbroucke, de wielrenner, wou aan de top staan en er blijven. Frank Vandenbroucke, de politicus, stond aan de top en moest weg. Stop dit soort top. Stop deze walgelijke, ongeloofwaardige kunstmatige top. Die jonge renners gek maakt, van politici thriller-personages maakt, geschreven door een gewezen hoofdredacteur van Het Nieuwsblad, nu senator.
Frank Vandenbroucke: ‘Ja, ik had gepakt de dag dat ik Luik-Bastenaken-Luik won. Zoals de hele top-tien van het klassement die dag.’
Moment de vérité. Moment Suprême, de volaille.
Maar wie de waarheid spreekt, die krijgt de roe.
Adieu godenkind.
Leve(n)de doden.
Weg met de nepgoden.
‘Over Leven voor Gevorderden'
Copyright : Stef Vancaeneghem.
(Deze foto van Frank, met de vriendelijke toestemming van de Ronsese fotograaf David Stockman)
<< Home