07 november 2008

OVER LEVEN VOOR GEVORDERDEN









Twee Belgen zitten aan een terras ergens in Spanje. Ze maken zich vrolijk. Ze zingen een antisemitisch lied, op een bekende melodie van Guy Béart, over een joods meisje ‘dat onder de gebluste kalk zit’: ‘Pour être brulée vive’. Het is géén fictie. De ene is Belgisch senator, de andere OCMW-raadslid.

Voor de research van ‘De Nalatenschap’ streep ik in ‘De Geverfde Vogel’ van Jerzy Kosinski deze passage aan:

‘Soms gebeurde het dat mensen, die ’s nachts naar de crematoria werden vervoerd, hun kleine kinderen door de raampjes van de wagens gooiden, in de hoop hun leven te redden. Zo nu en dan slaagden ze erin de vloer open te breken, en dan lieten vatberaden joden zich door het gat zakken, waarna ze tegen de keien, de rails of de strak gespannen seindraad sloegen. Aan stukken gereten door de wielen van de trein rolden hun overblijfselen langs de dijk in het hoge gras. Overdag vonden boeren die langs de spoorbaan zwierven de lichaamsresten, die ze snel van kledingstukken en schoenen ontdeden. Voorzichtig, om niet bevlekt te worden door het bloed van ongedoopten, rukten ze de voering uit de kleren van de slachtoffers en zochten naar kostbaarheden. De buit veroorzaakte ruzies en vechtpartijen. De naakte lichaamsdelen werden op de spoorlijnen tussen de rails gelegd, waar ze werden gevonden door een Duits gemotoriseerd patrouillevoertuig, dat een keer per dag passeerde. De Duitsers goten benzine over de ontbindende lijken en staken ze in brand, of ze begroeven ze naast de dijk.’

Zo lang die zingende senator de Belgische assemblée ontsieren mag met zijn aanwezigheid, zijn de kussens onder het zitvlak van de senatoren niet langer van roodfluweel maar van bloed.

Het bloed van Sara, Rebecca, Anna.

Copyright Stef Vancaeneghem.
'Over Leven Voor Gevorderden.'
(Virtueel Blogboek).