DE BEVRIJDE RONSENAAR
DE VERGETEN BELOFTE
VAN BURGEMEESTER SOUDAN
DE NAAM VAN DE RONSESE DAPPERHEID
ZE WERDEN WEGGEVOERD ALS NUMMERS…
Het Eenheidsfront Ronse pikt het niet dat verzetsheld Marcel Lermusieau geen straatnaam krijgt in De Kloef. Iets wat de socialistische staatsman en Ronsese burgemeester Eugène Soudan, die Buchenwald overleefde, nochtans zelf al meteen na de bevrijding had beloofd.
Lermusieau was de chef van het Geheime Leger van Ronse. Hij was majoor van het Belgisch leger en procureur van beroep. Volgens onze opzoekingen werd hij als ‘nr. 54762’ op 23 mei 1944 in een gesloten beestenwagon weggevoerd naar Buchenwald. Hij stierf in Dora Dora.
Tijdens een bijeenkomst van het Geheim Leger in 1946 in Ronse bevestigde burgemeester Eugène Soudan dat zijn Ronsese gemeenteraad beslist had om een laan aan te leggen: van Spillegem naar het Hospice Canfijn, dwars door de Kloef.
Die nieuwe weg zou dan de naam dragen Majoor Marcel Lermusieau. Bij de bouw van het burgerlijk ziekenhuis in de jaren 1950 kwam de laan opnieuw ter sprake. Ze geraakte nooit verder dan de tekentafel.
Toen vorig jaar het Kloefproject werd voorgesteld, schreef het Eeenheidsfront (dat alle vaderlandslievende groeperingen van Ronse groepeert) prompt een brief naar het schepencollege om die nooit waargemaakte belofte in herinnering te brengen..
‘We kregen zelfs geen antwoord. Nu de plannen voorliggen, stellen we tot onze verbazing vast dat de Lermusieaulaan er niet eens op voorkomt,' aldus het Eenheidsfront, tegenover onze collega Fernand De Vos van Het Nieuwsblad.
‘Waarom zou de Kloef zo een ingewikkelde en saaie naam als Wijk Marcel Lermusieau moeten krijgen? Kan het oorlogsverleden dan nooit achter ons blijven dat vaderlandslievende verenigingen vinden dat hun oorlogshelden nog altijd hun naam moeten geven aan nieuwe wijken en straten? Wie is daar nog in geïnteresserd behalve een kleine groep die blijkbaar nog altijd met 1 been 50 jaar terug leeft?’
Dat vraagt een anonymus zich af in de blog van die krant, een reactie op het standpunt van het Eenheidsfront.
‘Als u zo moogt spreken zoals u het doet, is het dank zij de opoffering van mensen zoals Majoor Lermusiau en vele anderen die onze vrijheid met hun leven hebben bekocht. In Ronse zijn 138 mensen naar de Duitse concentratiekampen gevoerd. Meestal verklikt door andere, goed gekende Ronsenaars. U vindt dit alles misschien oubollig. Maar de families die dit meegemaakt hebben en hun kinderen, oorlogswezen, kregen levenslang. Zij wonen nog steeds in Ronse. Ze zijn dit niet vergeten. Ze zouden het op prijs stellen dat het huidige stadsbestuur een straat naar Marcel. Lermusiau zou noemen.’
Dat antwoordt hem prompt en zeer terecht Luc Vandevelde, secretaris van het Eenheidsfront. Even de memorie opfrissen voor mensen met een ‘selectief’ geheugen. Gevoelige lezers zich onthouden.
Ronse-Buchenwald enkele rit…
In dat konvooi van Lermusiau zit bijvoorbeeld ook de twintigjarige student en verzetsman Théodule Devacht. Door de bezetter herleid tot nummer 54736. Hetzelfde soort ingebrande tattoo dat Régine Beer ons ooit op de arm toonde in haar Antwerps flatje... Aldus worden mensen in het extreme totalitaire denken nummers, vrachtvervoer, ‘stuks’ voor de gaskamer en de verbandingsoven. (Er werden op de duur ook levende kinderen in ovens gesmeten).
De jonge Devacht, die ondermeer foto’s van de Duitse nederzetting in Mullem versast naar Londen, wordt na verklikking en een nachtje ondervraging op het stadhuis van Ronse overgebracht naar Buchenwald. Vandaar gaat de enkele rit naar het concentratie kamp van Bergen-Belsen waar hij op 5 mei 1945 sterft van miserie : de dag voor zijn ééntwintigste verjaardag. Het kamp is dan eigenlijk al drie weken bevrijd . Maar uithongering en tyfus hebben de twintiger finaal te pakken.
Maurice Bouchez is de laatste Ronsenaar die Théo nog levend ziet. Een wrak, helemaal uitgeteerd. De minzame Maurice Bouchez, bij de Ronsenaars goed bekend als auteur van het schitterend Ronsies Dialect Woordenboek, is nu de laatste overlevende Ronsenaar van de kampen. Zijn kampmaats Lucien Crucke, François Dubus en de anderen zijn inmiddels de weg van alle vlees gegaan en hier in hun geliefd Ronse met ere begraven.
Met op hun kist, heel aangrijpend boven de Belgische vlag: hun gestreepte concentratiekampuniform. Overlevers stuk voor stuk zoals ze die tegenwoordig niet meer maken, zo te merken aan anonieme brievenschrijvers in blogs die geschiedenis maar 'saai' vinden.
Blij jongetje van negen met cocarde
Wie de oorlog ook niet overleeft is Eric Zonneman, een Ronsies jongentje van negen. Op de dag van de bevrijding van Ronse wordt hij door de vluchtende nazi's laffelijk neergelegd in de Abeelstraat: met een Belgische cocarde op de borst.
Aan de façade van ‘Marietje Konijn’ (dat voormalig poulierwinkeltje naast pâtisserie Seynaeve) hangt nu een bescheiden gedenkplaatje voor de jongen. Nog aangebracht door toedoen van wijlen Albert De Cordier.
Het zijn allemaal dingen die we als Ronsenaar inderdaad best niet horen te vergeten. Nooit. Wie de tijd neemt om wat te googlen, vindt ondermeer snel de lijst van alle gesneuvelde Ronsenaars, ook die van de Groote Oorlog. Die lijst is allesbehalve saai: ze is vooral heel indrukwekkend. Eén straatnaam zou inderdaad een passende hulde zijn als passend symbool voor al die Ronsenaars die sneuvelden voor de vrijheid.
‘De ultieme misdaad
tegen de mensheid
is de stilte’.
Citaat van Sarah Berkowitz, overlevende van Auschwitz.
Oorlog in Ronse
De tweede wereld begint voor Ronse met een Duits bombardement op 10 mei 1940 rond 14 u 30. Er vallen tien doden en acht gewonden. Er volgt een tweede bombardement op 12 mei. Een derde op 17 mei heeft het vooral gemunt op de Belgische en Engelse legerleiding, ondergebracht in het college. Op 18 mei verlaten de Belgische en Engelse soldaten de stad.
‘s Anderendaags beschieten Duitse vliegtuigen een kolonne vluchtelingen waarbij negentien doden vallen. Op 20 mei doen de Duitsers hun intrede in Ronse. De stad wordt in die dagen gedwarst door talloze vluchtelingen. De capitulatie van het Belgisch Leger wordt getekend op 28 mei 1940 in het kasteel van Anvaing, vlakbij. De Achttiendaagse Veldtocht kost het leven aan 20 Ronsese soldaten. Anderen sterven in gevangenschap of in de strijd aan de zijde van de geallieerden..
Verzet en verraad
De hele oorlog lang heerst er in Ronse schaarste van levensmiddelen. De Ronsenaars moeten het zien te redden met ravitailleringsbonnetjes. Ronsenaars worden opgeroepen voor verplichte arbeid in Duitsland. Ronse telt ook, zoals overal elders, zijn werkweigeraars, zijn verzetshelden en zijn collaborateurs. En 'de grijzen' ertussen.
De stad blijft bovendien voor altijd getekend door het oorlogsburgemeesterschap van Vindevogel die de stoel bezet van burgemeester Soudan. Hij wordt als enig Belgisch parlementslid op 25 september 1945 geëxecuteerd op beschuldiging van wapendracht, hulp aan de vijand, verklikking, propaganda, het vervormen van de wettelijke instellingen en de stichting van een staatsvijandige groepering.
Talrijke Ronsenaars verliezen tijdens de oorlog het leven. Ze worden ondervraagd door de Gestapo op het stadhuis, meegevoerd naar de kampen, gemarteld en gedood.
(Wie deze gruwel wil leren kennen leze Primo Levi’s meesterwerk ’Is dit een mens ?)
Andere Ronsenaars strijden dan weer aan de zijde van de bezetters bij de Waffen SS aan het Oostfront tegen ‘de bolsjewieken’. Of ze laten zich inlijven in 'La Légion Wallonne’ van Hitlers ‘gedroomde adoptiefzoon’ Rexleider Léon Degrelle..
Op 3 september 1944, bij het begin van de namiddag, bevrijden de soldaten van het Tweede Britse Leger onder commando van generaal Dempsey Ronse vanuit de naar hen genoemde Engelsenlaan. Ze stoten meteen door naar Brussel.
Bloedbad in Wodecq
De Duitsers zaaien bij hun terugtrekking dood en vernieling alom. Ondermeer schieten ze dus bij het terugtocht in de Abeelstraat Eric Zonneman neer. Op 5 september keert een kolonne Duitsers vanuit de Borinage oostwaarts. Ze veroorzaakt dood en terreur bij de burgerbevolking tot ze wordt geblokkeerd in een paar boerderijen in Wodecq.
Het verzet van Ronse en Ellezelles beslist daarop (allicht wat te voorbarig) tot de actie over te gaan om verdere ravage bij de burgerbevolking te voorkomen. Voor de kolonne door het bevrijdingsleger kan worden geneutraliseerd, sneuvelen aldus nog 24 jonge verzetsmensen. Een drama dat nog voor grote beroering zorgt in Ronse.
****
De goedkeuring van de straatnamen voor de Kloef staat op de agenda van de gemeenteraad van 1 september. Dat is welgeteld twee dagen voor de bevrijdingsverjaardag. Twee dagen voor de sterfverjaardag van de kleine Zonneman. Kan het stadsbestuur in de Kloef nog langer voorbij aan die belofte van Soudan tegenover alle dappere Ronsenaars die Buchenwald, Neuengamme, Bergen-Belsen, Dora Dora, Auschwitz al dan niet overleefden?
Neen dus. Herkansing op 1 september.
VAN BURGEMEESTER SOUDAN
DE NAAM VAN DE RONSESE DAPPERHEID
ZE WERDEN WEGGEVOERD ALS NUMMERS…
Het Eenheidsfront Ronse pikt het niet dat verzetsheld Marcel Lermusieau geen straatnaam krijgt in De Kloef. Iets wat de socialistische staatsman en Ronsese burgemeester Eugène Soudan, die Buchenwald overleefde, nochtans zelf al meteen na de bevrijding had beloofd.
Lermusieau was de chef van het Geheime Leger van Ronse. Hij was majoor van het Belgisch leger en procureur van beroep. Volgens onze opzoekingen werd hij als ‘nr. 54762’ op 23 mei 1944 in een gesloten beestenwagon weggevoerd naar Buchenwald. Hij stierf in Dora Dora.
Tijdens een bijeenkomst van het Geheim Leger in 1946 in Ronse bevestigde burgemeester Eugène Soudan dat zijn Ronsese gemeenteraad beslist had om een laan aan te leggen: van Spillegem naar het Hospice Canfijn, dwars door de Kloef.
Die nieuwe weg zou dan de naam dragen Majoor Marcel Lermusieau. Bij de bouw van het burgerlijk ziekenhuis in de jaren 1950 kwam de laan opnieuw ter sprake. Ze geraakte nooit verder dan de tekentafel.
Toen vorig jaar het Kloefproject werd voorgesteld, schreef het Eeenheidsfront (dat alle vaderlandslievende groeperingen van Ronse groepeert) prompt een brief naar het schepencollege om die nooit waargemaakte belofte in herinnering te brengen..
‘We kregen zelfs geen antwoord. Nu de plannen voorliggen, stellen we tot onze verbazing vast dat de Lermusieaulaan er niet eens op voorkomt,' aldus het Eenheidsfront, tegenover onze collega Fernand De Vos van Het Nieuwsblad.
‘Waarom zou de Kloef zo een ingewikkelde en saaie naam als Wijk Marcel Lermusieau moeten krijgen? Kan het oorlogsverleden dan nooit achter ons blijven dat vaderlandslievende verenigingen vinden dat hun oorlogshelden nog altijd hun naam moeten geven aan nieuwe wijken en straten? Wie is daar nog in geïnteresserd behalve een kleine groep die blijkbaar nog altijd met 1 been 50 jaar terug leeft?’
Dat vraagt een anonymus zich af in de blog van die krant, een reactie op het standpunt van het Eenheidsfront.
‘Als u zo moogt spreken zoals u het doet, is het dank zij de opoffering van mensen zoals Majoor Lermusiau en vele anderen die onze vrijheid met hun leven hebben bekocht. In Ronse zijn 138 mensen naar de Duitse concentratiekampen gevoerd. Meestal verklikt door andere, goed gekende Ronsenaars. U vindt dit alles misschien oubollig. Maar de families die dit meegemaakt hebben en hun kinderen, oorlogswezen, kregen levenslang. Zij wonen nog steeds in Ronse. Ze zijn dit niet vergeten. Ze zouden het op prijs stellen dat het huidige stadsbestuur een straat naar Marcel. Lermusiau zou noemen.’
Dat antwoordt hem prompt en zeer terecht Luc Vandevelde, secretaris van het Eenheidsfront. Even de memorie opfrissen voor mensen met een ‘selectief’ geheugen. Gevoelige lezers zich onthouden.
Ronse-Buchenwald enkele rit…
In dat konvooi van Lermusiau zit bijvoorbeeld ook de twintigjarige student en verzetsman Théodule Devacht. Door de bezetter herleid tot nummer 54736. Hetzelfde soort ingebrande tattoo dat Régine Beer ons ooit op de arm toonde in haar Antwerps flatje... Aldus worden mensen in het extreme totalitaire denken nummers, vrachtvervoer, ‘stuks’ voor de gaskamer en de verbandingsoven. (Er werden op de duur ook levende kinderen in ovens gesmeten).
De jonge Devacht, die ondermeer foto’s van de Duitse nederzetting in Mullem versast naar Londen, wordt na verklikking en een nachtje ondervraging op het stadhuis van Ronse overgebracht naar Buchenwald. Vandaar gaat de enkele rit naar het concentratie kamp van Bergen-Belsen waar hij op 5 mei 1945 sterft van miserie : de dag voor zijn ééntwintigste verjaardag. Het kamp is dan eigenlijk al drie weken bevrijd . Maar uithongering en tyfus hebben de twintiger finaal te pakken.
Maurice Bouchez is de laatste Ronsenaar die Théo nog levend ziet. Een wrak, helemaal uitgeteerd. De minzame Maurice Bouchez, bij de Ronsenaars goed bekend als auteur van het schitterend Ronsies Dialect Woordenboek, is nu de laatste overlevende Ronsenaar van de kampen. Zijn kampmaats Lucien Crucke, François Dubus en de anderen zijn inmiddels de weg van alle vlees gegaan en hier in hun geliefd Ronse met ere begraven.
Met op hun kist, heel aangrijpend boven de Belgische vlag: hun gestreepte concentratiekampuniform. Overlevers stuk voor stuk zoals ze die tegenwoordig niet meer maken, zo te merken aan anonieme brievenschrijvers in blogs die geschiedenis maar 'saai' vinden.
Blij jongetje van negen met cocarde
Wie de oorlog ook niet overleeft is Eric Zonneman, een Ronsies jongentje van negen. Op de dag van de bevrijding van Ronse wordt hij door de vluchtende nazi's laffelijk neergelegd in de Abeelstraat: met een Belgische cocarde op de borst.
Aan de façade van ‘Marietje Konijn’ (dat voormalig poulierwinkeltje naast pâtisserie Seynaeve) hangt nu een bescheiden gedenkplaatje voor de jongen. Nog aangebracht door toedoen van wijlen Albert De Cordier.
Het zijn allemaal dingen die we als Ronsenaar inderdaad best niet horen te vergeten. Nooit. Wie de tijd neemt om wat te googlen, vindt ondermeer snel de lijst van alle gesneuvelde Ronsenaars, ook die van de Groote Oorlog. Die lijst is allesbehalve saai: ze is vooral heel indrukwekkend. Eén straatnaam zou inderdaad een passende hulde zijn als passend symbool voor al die Ronsenaars die sneuvelden voor de vrijheid.
‘De ultieme misdaad
tegen de mensheid
is de stilte’.
Citaat van Sarah Berkowitz, overlevende van Auschwitz.
Oorlog in Ronse
De tweede wereld begint voor Ronse met een Duits bombardement op 10 mei 1940 rond 14 u 30. Er vallen tien doden en acht gewonden. Er volgt een tweede bombardement op 12 mei. Een derde op 17 mei heeft het vooral gemunt op de Belgische en Engelse legerleiding, ondergebracht in het college. Op 18 mei verlaten de Belgische en Engelse soldaten de stad.
‘s Anderendaags beschieten Duitse vliegtuigen een kolonne vluchtelingen waarbij negentien doden vallen. Op 20 mei doen de Duitsers hun intrede in Ronse. De stad wordt in die dagen gedwarst door talloze vluchtelingen. De capitulatie van het Belgisch Leger wordt getekend op 28 mei 1940 in het kasteel van Anvaing, vlakbij. De Achttiendaagse Veldtocht kost het leven aan 20 Ronsese soldaten. Anderen sterven in gevangenschap of in de strijd aan de zijde van de geallieerden..
Verzet en verraad
De hele oorlog lang heerst er in Ronse schaarste van levensmiddelen. De Ronsenaars moeten het zien te redden met ravitailleringsbonnetjes. Ronsenaars worden opgeroepen voor verplichte arbeid in Duitsland. Ronse telt ook, zoals overal elders, zijn werkweigeraars, zijn verzetshelden en zijn collaborateurs. En 'de grijzen' ertussen.
De stad blijft bovendien voor altijd getekend door het oorlogsburgemeesterschap van Vindevogel die de stoel bezet van burgemeester Soudan. Hij wordt als enig Belgisch parlementslid op 25 september 1945 geëxecuteerd op beschuldiging van wapendracht, hulp aan de vijand, verklikking, propaganda, het vervormen van de wettelijke instellingen en de stichting van een staatsvijandige groepering.
Talrijke Ronsenaars verliezen tijdens de oorlog het leven. Ze worden ondervraagd door de Gestapo op het stadhuis, meegevoerd naar de kampen, gemarteld en gedood.
(Wie deze gruwel wil leren kennen leze Primo Levi’s meesterwerk ’Is dit een mens ?)
Andere Ronsenaars strijden dan weer aan de zijde van de bezetters bij de Waffen SS aan het Oostfront tegen ‘de bolsjewieken’. Of ze laten zich inlijven in 'La Légion Wallonne’ van Hitlers ‘gedroomde adoptiefzoon’ Rexleider Léon Degrelle..
Op 3 september 1944, bij het begin van de namiddag, bevrijden de soldaten van het Tweede Britse Leger onder commando van generaal Dempsey Ronse vanuit de naar hen genoemde Engelsenlaan. Ze stoten meteen door naar Brussel.
Bloedbad in Wodecq
De Duitsers zaaien bij hun terugtrekking dood en vernieling alom. Ondermeer schieten ze dus bij het terugtocht in de Abeelstraat Eric Zonneman neer. Op 5 september keert een kolonne Duitsers vanuit de Borinage oostwaarts. Ze veroorzaakt dood en terreur bij de burgerbevolking tot ze wordt geblokkeerd in een paar boerderijen in Wodecq.
Het verzet van Ronse en Ellezelles beslist daarop (allicht wat te voorbarig) tot de actie over te gaan om verdere ravage bij de burgerbevolking te voorkomen. Voor de kolonne door het bevrijdingsleger kan worden geneutraliseerd, sneuvelen aldus nog 24 jonge verzetsmensen. Een drama dat nog voor grote beroering zorgt in Ronse.
****
De goedkeuring van de straatnamen voor de Kloef staat op de agenda van de gemeenteraad van 1 september. Dat is welgeteld twee dagen voor de bevrijdingsverjaardag. Twee dagen voor de sterfverjaardag van de kleine Zonneman. Kan het stadsbestuur in de Kloef nog langer voorbij aan die belofte van Soudan tegenover alle dappere Ronsenaars die Buchenwald, Neuengamme, Bergen-Belsen, Dora Dora, Auschwitz al dan niet overleefden?
Neen dus. Herkansing op 1 september.
<< Home