28 mei 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR













VERMALEDIJDE VORSTIN DER VLAAMSE ARDENNEN

DE KLIM UIT DE VERGEETPUT VAN VLAANDEREN

VOORDEUR VAN VLAANDEREN
ACHTERPOORT VAN WALLONIE


Het weekblad Knack vroeg me vorig jaar om een verhaal dat een antwoord zou zijn op de vermaledijding van Ronse in een UCL-enquête waarin Ronse wordt gebanvloekt als 'minst leefbare stad'. Na de hernieuwing van die vermaledijding vorige week, hieronder voor u fidele bloglezer, de initiële én herwerkte versie van mijn Knackverhaal.

Van fiere Vorstin der Vlaamse Vlaamse Ardennen tot koningin der foute lijstjes. Hoogste werkloosheid in de regio. Laagste fiscaal inkomen. Leegstand. Hoogste instroom van allochtonen. Minst gegeerde plek om te wonen. Er gaat geen semester voorbij of er duikt in de media alweer een nieuwe onheilstijding op omtrent Ronse. But how does it feel to be on your own, like a Rolling Ronsenaar? Een poging tot antwoord.

Ronse, de late fifties. Jacques Brel schreeuwt ‘Les Bourgeois’ op de planken van de Familia. De profeet van de Belgitude is die avond het idool van het soort van burgerdrollen dat hij zelf het liefst genadeloos kapittelt in ‘Ces gens-là’. Een verzameling zichzelf verfransende Vlamingen die hun achternamen vergeten. Witteboordburgers die liever de taal van hun patron spreken, daardoor bij hem in het gevlei willen om aldus vlotter op te klimmen in de weverij waar ze het inmiddels al tot ‘chef de la comptabilité’ hebben geschopt. Min of meer welvarend zijn ze. Met hun zalmkleurige Borgward, hun zilvergrijze Studebaker en hun eerste kleuren-Telefunken. Hardnekkig smachtend, vanuit hun enge kleinburgerlijkheid, naar erkenning door deze Belgikaans broebelende middenklasse van omhoogvallen zelfverklaarde textielbaronnen. Aan de bar, na het optreden van Le Grand Jacques, zie je ze zelfgenoegzaam nippen aan hun fluitje Taittinger. C’était le temps où Renaix se prenait pour ‘Le Petit Bruxelles.’

Van vroeger naar nergens

Ronse-Renaix, de vroege sixties. Maar al te trots zijn ze op wat al lang aan het wegdeemsteren is in de cumulo nimbusjes van Cubaanse Monte Christo’s en in ijltempo vervliegt in walmen Courvoisier. Zo vastgeroest zijn ze met zijn allen de Oude Ronsenaars, in hun certitudes. Dieu. Patrie. Progrès. Opgesmeten in voorgekauwde waarheden uit hun bijbels genaamd La Libre Belgique en Pourquoi Pas? Met Jan Verroken als ‘ennemi public numéro un’. Verroken, ‘ce tombeur de Louvain’, ‘ce fossoyeur de la Belgique’. ‘Monsieur Verbroken’. Gretig belachelijk gemaakt door studentikoze sketches van de Brusselse tweederangskomiek en RTBF-creatuur Stéphane Steeman.
De Vlaamse Ronsenaars – niet meer zo eensgezind want verscheurd sinds de terechtstelling van oorlogsburgemeester Leo Vindevogel - daar met zijn allen tegenin. Achter hun fanfare van dorst zonder honger. Mèt drumband. Onder de vaandels van de Kristen Volksbond, (‘de thuis van Valère Depauw auteur van Tavi’) naar de Sint-Hermeskerk. Hoogmis. Donderpreek omtrent het zondig bestaan en dreigend hellevuur. En terug naar ‘Den Tap’, voor het biljart en kieken met perzik na.

De Ronsese socialisten een ietsepietsje minder Vlaams. Want solidair met de Waalse broeders van over de ‘Collines.’ Ellezelles. Saint-Sauveur. Amougies. Dergneau. Wattripont. Flobecq. Doch wel met hun machtig mooie karmijnrode ‘trekzakken’ van de Accordeonschool. Muziekgenius en latere jazzgrootheid Etienne Verschueren achterna. Op naar het Rode De Malanderplein. Avanti populo, alla riscossa.

De Volksbond voor de Vlamingen. De Patria voor de Franstalige katholieken. De Harmonie voor de blauwen. Het Feestpaleis voor de roden. Met zijn allen regelrecht van vroeger naar nergens.

Maskers van gestolde almacht

Oude films die nu in Ronse vanuit de Cinéclub digitaal weer opduiken tonen je hoe hun bloedserieuze bonzen dit Ronse eens rap gaan redden, zie. Hoge hoeden. Maskers van gestolde almacht. De schone schijn statuskikker te zijn. Maar de kiekens met of zonder perzik zijn niet meer wat ze waren en het beloofde praalgraf op het ereperk van het nieuwe kerkhof aan de Hogerlucht lonkt al: in de alweer hoogdringende kleine behoefte die de grote voorman steeds vaker en hardnekkiger zijn nachtrust ontzegt.

Ronse-Renaix is dan een stad zoals je die nu alleen nog in onderbelichte amateurfilms ziet. Alles is hier al vele malen gezegd en geschreven, in elk zijn eigen bijbel. ‘Le Ralliement’ en ‘Le Courrier de Renaix’ voor de Franstalige katholieken. Le ‘Journal de Renaix ‘ voor de liberalen. ‘Voor Allen’ en ‘De Verbroedering’ voor de socialisten. ‘De Ronsenaar’ (‘De megafoon van Jan Verroken’) voor de Vlaamse katholieken. Ronse als een kleurboek. Wie buiten de lijnjes kleurt, is een zwarte, een inciviek. Het Ronse dat eigenlijk al niet meer bestaat. Maar niemand die het zien wil.

We zijn halverwege de sixties nu. Ronse Vlaams? Neen-Non! Verzamelen geblazen op de Grote Markt voor de grote betoging van de (eentalig Franstalige) ‘bilinguisten’. Emile Cuvelier ziet, net als zijn vriend Herman De Croo het gat in de Franstalige Ronsese kiezersmarkt en duikt Omer Van Oudenhove achterna. ‘Mon parti? C’est mon pays.’ ‘Pour la liberté du père de famille’. Belgische vlaggetjes aan alle vitrines om te zeggen (dan al): Renaix Bilingue.

Maar de taalwet van ’63 splijt Ronse genadeloos middendoor. Tweetalig zal het Sint-Antonius van Paduacollege - Collège Saint Antoine de Padoue wel nooit meer zijn. De Franse klassen wacht leegstand, worden al vanaf het schooljaar ’62-’63 uitdovend. Op school verdwijnen de schoolvoetbalmaats van de collegeploeg weer achter hun Collines. Naar Papignies, Maulde, La Hamaide. Nog één keer samen de Kardinaalsbeker en dan: ‘Adieu, biroute’. Weg zijn ze. Naar hun eigen Louvain-la-Neuve.

La couleur locale a changé

Van dan af zullen alle anderen winnen en de Ronsenaars verliezen. Voor lange tijd, zo zal blijken in die laatste decennia van het fin de siècle. Want iemand in Brussel heeft die streep nu eenmaal door Ronse getrokken. Met of zonder Nationale Voogdij: de faciliteiten zijn er en ze blijven maar duren. Ze houden Ronse onder de duim. Ze beletten dat Ronse fusioneert met bijvoorbeeld Nukerke (nu Maarkedal) en Zulzeke (nu Kluisbergen). Ronse stad zal alle statitistiekjes in zijn eenje moeten torsen.

Alleen een vrijgevochten man als gewezen stafhouder en schepen van Ronse Bernard Van Den Daele zal het ooit aandurven om, namens alle Vlaamse Ronsenaars, in de Brusselse Magdalenazaal ten aanhore van ‘de man van één miljoen stemmen’ Leo Tindemans en het hele oppermachtige christen-democratische establishment van die dagen een volwaardig Vlaams recht van bestaan voor Ronse op te eisen.

Want Ronse is dan wel géén tweetalige stad, een voluit Vlaamse identiteit wordt haar ter plekke door een harde fransdolle kern nog lang niet gegund. Ronse rijdt zichzelf integendeel muurvast op de onwil van enkele convergerende kliekjes die weigeren om in de faciliteiten te zien wat ze zijn: een overgangsmaatregel die hen de tijd moet laten zich aan te passen aan de Vlaamse eigenheid van Ronse.

Maar er is meer aan de hand. Het onderlinge taalgekibbel komt bovenop dreigende zwarte armoede door de textielcrisis. Ronsenaars kunnen dit intern gekibbel van hun politieke voormannen nu missen als de pest, hebben andere zorgen aan de kop. Helaas.

In de gangkes en cités rond de oude textielfabrieken schuiven de omgekeerde rieten stoelen voor de werkmanshuisjes één na één stil naar binnen. De weverijen staan zwaar onder druk van buitenlandse concurrentie en nieuwe producten. Voor aanpassing en nieuwe technologie is er allang geen geld meer. Dit vanwege de iets te weelderige levenswandel en pronkzucht der textielbaronnen.

De wevers dienen aldus één na één afscheid te nemen van hun fabriek. Ze maken kennis met de rij lotgenoten in ‘de Poermagazijnstraat’ (RVA). Ze verlaten hun huisje voor onderdak in goedkope sociale woonkazernes, nemen afscheid van hun buurman, hun scharensliep. De lokale figuur Buuntsies Nuitsies wordt gehuldigd ten stadhuize, is eigenlijk bij leven al Ronsese folklore. Has been. Net als Ronse.

De Patria, één van de mooiste historisch waardevolle gebouwen van de stad, en tempel der oude katholieke francofonie gaat genadeloos tegen de vlakte. Het neerslaan van de Patria kan tellen, als symbool voor het vergaan van de oude zekerheden en verhalen van de stad Ronse. Alles is gezegd. De grenzen zijn getrokken.

De verdamping van Renaix

Ronse loopt nu helemaal verloren in het labyrinth van het nieuwe geregionaliseerde België. Burgemeesters stoten zich met hun kop tegen de Nationale Voogdij. Ronsese parlementsleden maken Ronse zelf vleugellam: met hun eigen profileringsdrang en hun onderling gekibbel. Het is altijd de schuld van Jan Verroken (Oudenaarde), van Herman De Croo (Brakel) van alle anderen. Nooit eens van hen.

Bovenop de textielcrisis komt de machteloze besluiteloosheid en de middelmaat van de Ronsese nationale gekozenen als de definitieve doodssteek.

Alleen Orphale Crucke de populairste Ronsese politicus allertijden, slaagt erin tijdens zijn bestuursperiode de ban te breken en Ronse weer op de kaart te zetten. Dag en nacht weert hij zich als een duivel tegen de reuzen van de middelmaat, tegen de vooringenomenheid en de bekrompenheid. Maar trop is na twaalf jaren ten dienste van alle Ronsenaars zelfs voor de leeuw Crucke teveel. Zeer tot spijt – tot op vandaag - van zijn brede achterban. Ronse zakt hierna weer weg in de vergeetput van de federale staat. De koningin wordt eerst verwaarloosd, dan verstoten.

Ronse verdampt nu in de politiek van elders, gevoerd met de stemmen van de Ronsenaars. Ronsesese parlementairen bij hopen. Maar géén eensgezinde Ronsese politiek.

De illusie van tweetaligheid zorgt voor een instroom van gelukszoekers. Allochtonen vanuit Brussel, Walen vanuit het hinterland over de taalgrens.

Rampgebied Ronse

De neergang van Ronse zit er nu pas goed zwaar aan te komen. Het halfslachtige statuut van Ronse brengt de Ronsenaars niks dan nadelen. De N60 stopt boven de Kruissens. De A8 toont zijn rug aan Ronse, in Frasnes. Wat een industriële en commerciële troef had moeten zijn, wordt een regelrechte ramp.

De eurosubsidies gaan naar wegvluchtende (Vlaamse) bedrijven in Leuze of Doornik. Minder arbeid geeft minder koopkracht. Minder koopkracht geeft minder klanten. Minder klanten geeft minder commerce. Ronse duikt de dieperik in. Twintig jaar na de faciliteiten is Ronse nog de commerciële schaduw van wat het was in de fifties. Zelfs de markt op woensdag en zaterdag wordt een gruyère.

Het stadsscentrum verkrot. De winkelstraten ogen als het verlaten stadje waar Lucky Luke en Joly Jumper zich door haasten: op naar betere oorden. Ruimte voor Daltons en consorten.

Maar nog is de bodem van de kelk niet geledigd. Door de opstekende verdoken armoede worden de oude patriciërshuizen niet langer onderhouden, gaan van de hand voor een prikje. De arbeidershuisjes worden door de laatste bewoners of door hun ongeïnteresseerde erfgenamen van de hand gedaan voor peanuts.

Textielcrisis, goedkoop wonen, hoge werkloosheid, hoge migratie duwen Ronse aan de onderkant van alle statistiekjes. Niemand blijkt de vermaledijding van Ronse nog te kunnen breken.

De Ronsenaars zijn nu helemaal op zichzelf aangewezen. Niemand luistert nog. Halverwege de jaren negentig is Ronse een borinage-achtig spookstadje. Met een hoge perceptie van onveiligheid. Achterdeur van Vlaanderen. Achterpoort van Wallonië.

Het orkest speelt maar voort

De faciliteiten duwen Ronse in de werkloosheid - 12 percent tegenover 4 percent elders- omdat een kliek fransdolle eentaligen ze decennia lang afwendt van hun ware bedoeling: de Franstaligen toelaten zich aan te passen de Vlaamse identiteit van Ronse. Aldus doelbewust de valse perceptie in stand houdend dat Ronse een tweetalige stad is waar eentalige Franstaligen aan de bak kunnen komen.

Taalhoffelijkheid voor de Waalse broeders en klanten van over de Collines wordt moedwillig verward met het echte taalstatuut van Ronse. Een ramp voor de industriële, commerciële en maatschappelijke ontsluiting van Ronse.

Met fransdolle ‘franskiljons’ wordt bedoeld Ronsenaars met mooie Vlaamse achternamen die zich omwille van hun hautain elitarisme blijven verschuilen achter een andere taal dan die van hun afkomst en waarin ze tot hun eigen achternaam verraden. Gecomplexeerde zelfverklaarde ex-Vlamingen die hun roots verloochenen omdat het Frans beter staat als taal van de ‘betere klasse’. Het Frans is voor hen als een VIP-kaart. Daarvoor offeren ze hun afkomst op. Daarvoor verraden ze hun land, hun taal, hun volk.

Het gaat vandaag nog om een vrij beperkte kliek van een paar honderd ‘Flamands qui s’ignorent’ die zich in hun laatste convergerende netwerken en serviceclubjes gedragen als de laatste Ronsese would be-elite die ze willen naäpen maar die allang niet meer bestaat, hoe dan ook nergens meer voor staat.

De Titanic zinkt. Hun orkestje speelt vrolijk voort. Het deuntje van Het Grote Gelijk, tegen alle beter weten in. Op een wolkje, net als Leonardo Di Caprio en Celine Dion. Maar het schip gaat zo meteen finaal de dieperik in. Bootje zinkt zo.

Want terwijl ze altijd al zo hardnekkig hun best bleven doen om zichzelf te verloochenen en ‘erbij te horen’ waren de laatste Ronsese ‘baronnen’ al langer verdwenen naar hun villa’s in ‘Knokke-Le-Zoute’, ‘Coxyde’ of ‘Saint-Martin de Latem’ waar hun nieuwe domicilie hen bovendien al toeliet niks geen opcentiemen te betalen aan Ronse op het hoge inkomen dat ze op de arbeid van de Ronsenaars binnen hadden gehaald. Of ze gingen failliet. Of ze verloederden zichzelf weg in decadentie. Of ze gingen dood. Nog andere ondernemers verlieten Ronse voor de zilverlingen elders. Weg waren ze ….naar Wallonië. Waar ze vette eurosubsidies konden binnenrijven in het land van Dieu Spitaels. Ronse en de Ronsenaars konden hen andermaal gestolen worden.

Het perceptieprobleem van Ronse

De faciliteiten waren oorspronkelijk bedoeld als overgangsmaatregel om Franstalige Ronsenaars toe te laten zich aan te passen aan de Vlaamse identiteit en het Vlaamse onderwijskarakter van Ronse. Veel Franstaligen hebben dat in Ronse ook consequent gedaan. Was er aanvankelijk nog een schoolse vlucht naar Waalse colleges en athenea van Leuze en Anvaing, dan stuurden gaandeweg steeds meer van die families hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs.

Een koppige kern hautaine elitaristen weigerde echter de ronduit Vlaamse identiteit van Ronse te erkennen. En het is precies die hardnekkigheid die de valse perceptie van tweetalige stad kunstmatig in stand houdt en Ronse in de armoe duwt.

De gevolgen daarvan zijn zichtbaar in alle statistiekjes. Een ‘chauvinistisch Ronsenaar’ als uw dienaar kan zich dan al gepakt voelen als Knack een enquête publiceert waarin Ronse weer eens slecht scoort: het heeft maar weinig zin om op de boodschapper te schieten en voorbij te gaan aan de oorzaken van de onheilstijding.

Als het VRT-journaal op de ‘Dag van de Armoede’ een item zoekt, is de markt van Ronse gauw gevonden. Terwijl verdienstelijke armoedewerkers van ‘De Vrolijke Kring’ voor de camera goedbedoeld hun onmacht tegen de Ronsese armoe uitschreeuwen, wordt tegelijk bij potentiële investeerders en betere tweeverdieners (waarop het Ronsese stadsbestuur nu mikt) alweer die perceptie aangescherpt van het Ronse uit de foute statistiekjes : als een te mijden plek. Vicieuze cirel.

Monsieur le président

Ronse is géén tweetalige stad. Ronse is een Vlaamse stad voor de bestuurders met faciliteiten (op aanvraag) voor Franstalige bestuurden. Dat is iets totaal anders.
Die valse perceptie doet eentalige Walen van over de taalgrens en eentalig Franstalige allochtonen uit Brussel verkeerderlijk denken dat ze in Ronse aan de slag kunnen. Wie echter vandaag als ééntalige in Ronse zijn geluk komt zoeken, vindt geen werk.

De in Ronse geboren jonge allochtone schepen van Onderwijs Nedia Gmati-Trabelsi (Sp.a -Groen!) heeft dat als ervaringsdeskundige van de derde generatie heel goed begrepen. Zij zet alles op vroege en complete taalintegratie. Dat ze haar beleid en haar vaste wil om daarin te slagen uitgebreid als gastspreker kan komen toelichten voor Ronse’s meest spraakmakende serviceclub Marnixring Ronse Taalgrens is een reuze sprong voorwaarts. Baanbrekend werk naar het open verdraagzame Vlaamse doch taalhoffelijke Ronse van de toekomst.

Schepen Nedia Gmati-Trabelsi haalde ook Onderwijsminister Frank Vandenbroucke naar Ronse om hem ter plekke te confronteren met de uitdagingen van taalintegratie vanaf de eerste schoolstappen. Het ziet ernaar uit dat deze aankomende juriste uit de kweekvijver van Johan Vande Lanotte één van Ronse’s grootste troeven wordt – op het terrein en dus in het Ronsese leven van alledag - voor de heropstanding van Ronse als geavanceerde harmonieuze open stad van morgen.

Een taalhoffelijk en gastvrij Ronse dat dan wel tegelijk voluit zijn lidmaatschap opeist in het toeristisch en economisch Eurodistrict Lille-Tournai-Ronse-Kortrijk waarvan de Kortrijkse burgemeester Stefaan De Clerck de grote pleitbezorger is.

Ronse is noch het Land van Ooit, noch Parc Astérix voor Bilingix. Ronse is geen kunstmatig paradijsje in de zon. Ronse is evenmin een concentratiekamp voor de betere blanke baron. Ronse is een Vlaamse stad van de wereld, met uitzicht op de mooiste groene heuvelen van Vlaanderen én Wallonië.

Van Wallonië gesproken: de in Ronse geboren Waalse Minister-President Rudy Demotte had zijn tournee door Vlaanderen (op zoek naar werk voor de Walen en invsteerders voor Wallonië) best wel kunnen beginnen in zijn geboortestad. Hij had kunnen zien wat het geeft wanneer je met ‘investeringssteun’ en ‘de goedkoopste industriegrond van Europa’ fabrieken uit Vlaanderen weghaalt en er Nederlandskundige werklozen in de plaats voor geeft. Ook dat is Ronse: pineutstad van Wallonië versus Vlaanderen en vice versa…

Op naar de Renaixance

De herverkozen Ronsese burgemeester Luc Dupont (Cd&V) toont tegenover al deze kwalen van Ronse een onwrikbare wil om de Hermesstad volgens een knap en weldoordacht Strategisch Plan (dat tot stand kwam in samenwerking met de ervaren en hoogbekwame stadssecretaris Linda Vandekerkhove) eens en voorgoed uit het slop te halen. Met ‘De Kloef’, een indrukwekkend woonproject middenin de groene long van de stad, wil hij de betere tweeverdieners naar Ronse krijgen.

Dat Strategisch Plan (met de veelzeggende titel: ‘Ronse, genieten middenin het groen’) is een unieke kans voor Ronse. Wat er van de renovatie van de binnenstad al te zien is, oogt nu al prachtig. Het Belgisch Kampioenschap Wielrennen 2007 toonde de binnenstad van Ronse op zijn mooist. Een sfeervolle markt en allemaal hernieuwde binnenstraten. Nu volgt de historische kern van de zogenaamde Oude Vrijheid rondom de Sint-Hermeskerk met als – te restaureren - monumentale parel de oude Sint-Martinuskerk. De uitbreiding van de beschikbare industriegrond zet daarnaast Ronse klaar voor nieuwe investeringen.

De grootste uitdaging is het echter om deze stad, met het laagste fiscale inkomen van de hele provincie en met de hoogste werkloosheid, toch een nieuwe commerciële toekomst te geven. Burgemeester Luc Dupont moet het commerciële centrum van Ronse zowel weer levendig maken voor de klant als leefbaar voor de handelaars. Geen kleine klus. Ronse mag dan al een opbloei kennen als aantrekkingspool van grote winkelketens, het commerciële hart van de stad beleeft ondertussen barre tijden.

Om het negatief imago van Ronse te counteren wil burgemeester Luc Dupont nu ook een bureau onder de arm nemen dat de negatieve spiraal in de perceptie omtrent Ronse één keer en voor altijd moet doorbreken. Over Ronse niks dan goeds? Als dat maar geen verkeerde perceptie geeft: de mortuis nihil nisi bene… Dit bij wijze van grap: een Ronsenaar lacht nog het liefst met zichzelf en ook dàt is een onderdeel van het probleem met Ronse.

Ronse is dan misschien wel aan wat window dressing toe na al die negatieve tijdingen, vooral met het welslagen van het Strategisch Plan staat of valt de lang verwachte ‘Renaixance’.

Ronse is inmiddels in zijn bestuursdaden een voluit Vlaamse stad geworden. Dat is niet vanzelf gegaan. Ronse ligt immers pal op de breuklijn van twee culturen. Je Vlaamse identiteit waar maken op een straatlengte van Wallonië is niet simpel en vergt veel vastberadenheid. Die is er vandaag.

Wil Vlaanderen daarom bij deze de vermaledijding van Ronse opheffen? Wie zich vanuit het diepe Vlaanderen naar het mooie grensgebied van Ronse waagt, heeft niks te vrezen. Tenzij lichte krampen bij de beklimming van nieuwe Kwaremont en oude Kruisberg. Noch grensposten noch controles dus. Die zie je alleen in nepjournaals van de RTBF.

Copyright Stef Vancaeneghem & Knack.