21 januari 2008

BLUE MOON


11.


Maar eer je verder leest wil je misschien eerst weten wie ik ben, om dit alles zomaar neer te schrijven in Moleskineschriftjes. Want ik verhaal je dan wel al die dingen over het leven in onze stad. En ik vertel je open en bloot van Kitje, onze marraine bij de Snukkende Snaren. Van haar dochter Solange, dat schatje. Van onze backing vocals Marie-Lou en Jeannien. Van onze tweede zanger Brice op wie Jeannien, de tandartsassistente uit De Panne, smoor loopt. Van onze drummer die de filosoof uithangt. Van de Amerikaanse kolonel die denkt dat alle meisjes van onze stad aan zijn combat shoes liggen. Van Billie, de eigenaar en meesterkok van de Couscous Chéri die net klaar is met de bestelling van tafel zes en vermoord wordt. Van onze near death experience in Home Prinses Delphine bij de net nog levenden en al bijna doden. Van ons lokaal The Silicon Valley. Maar wat heb je daar allemaal aan als je me niet eens kent en dus niet weet of het wel allemaal klopt wat ik je hier vertel. Misschien zuig ik dit alles zomaar uit de duim. Misschien mix ik fictie met werkelijkheid. Misschien droom ik mezelf hier een ander leven als een daydreamer van andere en betere werelden. Nu pas, bij het doorbladeren van mijn schriftjes, besef ik dat je niks van me afweet. Behalve misschien je vermoeden dat ik van alle onbekende schrijvers de meest onbekende ben. Zo onbekend dat je mijn naam niet eens vinden zal op de lijst van meest onbekende schrijvers. Behalve dat je weet, omdat ik het je zelf verteld heb, dat ik nu en dan mijn didgeridoo laat loeien bij de Snukkende Snaren. Goed, je hebt er zelf niet om gevraagd, dus daar gaan we. Mijn voornaam is: Johan. Wie me beter kent noemt me ‘Jo.’ Anderen noemen me al eens ‘Hey Joe’, ‘Arme Joe’ of ‘Jo Vally’ al naargelang hun muzikale voorkeuren. Zelf vind ik Jo een klotevoornaam. Altijd al. Op school had ik een wiskundeleraar die hem tussen elke halve zin mikte.

‘De som van de zijden jo van een gelijkbenige driehoek jo is gelijk aan het kwadraat jo….’

Aanvankelijk dacht ik dat hij les gaf voor mij alleen. Als een soort privéleraar maar dan in klasverband. Ik hing aan zijn lippen die om de tien seconden mijn voornaam prevelden. Ik concentreerde me op dit privilege van persoonlijke kennisoverdracht, haalde al mijn punten voor meetkunde en algebra. Tot ik er achterkwam dat hij mijn voornaam er gewoon tussen gooide als een tic jo om tijd te winnen jo omdat hij het zelf jo ook niet zo goed meer wist jo van die gelijkbenige zijden en dat kwadraat jo. Van dan af werd het veel minder met wiskunde en verlegde ik mijn aandacht naar het roodborstje dat me met zijn vrijheid en blijheid tarten kwam, vanop de treurwilg aan de overkant van de school.

Als schrijver (exacte wetenschappen waren verder niet meer aan mij besteed jo) zou ik later nog wel meer spraaktechnologische verwarring overhouden aan mijn voornaam. Mijn uitgever, die in de letterenbijlagen van kranten gelezen had dat het Flandre Profonde-geschrijf passé werd verklaard, vond dat ik dan maar eens spannende boeken moest gaan schrijven. Waarmee hij al aangaf dat de mijne daarentegen.

‘Thrillers jo, ze willen nu thrillers. Schrijf me een goeie thriller jo.’

Mijn uitgever was een Nederlander, met zo’n zijden sjaaltje. Hij gebruikte mijn voornaam te pas en te onpas. Vooral als hij zenuwachtig werd van mijn tegenvallende verkoopcijfers en niet wist hoe me te vertellen dat hij me wou dumpen jo.

Als schrijver wou ik geen schuilnaam. Ik leerde veeleer leven met die voornaam waarmee ik bij eenieder nu toch al onbekend stond en die ik tot op vandaag ben blijven bezigen. Al denk ik voor de uitbouw van mijn Franstalige oeuvre wel eens aan Georges als schuilvoornaam. Dit als eerbetoon aan Simenon: omdat hij een pleiade van wel tienduizend vrouwen heeft bekend. Een gigantisch oeuvre. Bovendien maakt ‘Georges’ meer kans bij het leescomité van pakweg Gallimard of Grasset dan zo’n onnozele ‘Jo’. In Frankrijk denken ze daarbij dan meteen aan ‘Joe le taxi’. Geilen ze in gedachten weg bij Vanessa Paradis. Sta je daar als schrijver, met je manuscript omtrent La Flandre Profonde. Wiebelt die Parijse uitgever je de rumba.

Eigenlijk had ik , met het oog op mijn schrijverschap veeleer Louis-Ferdinand willen heten. Of Louis-Paul. Of Dimitri. Doch de helaasheid der dingen maakt nu eenmaal dat ik Jo heet. Jerome-David ware ook mooi geweest. Wat ik dan had afgekort tot J.D. naar mijn idool Salinger. Of Brett Easton, al klinkt dat wat ratatatouile. Of Gabriel Garcia. Of Vladimir. Of Boris, zoals Pasternak. Voor mijn Frans publiek zou ik er dan ‘Boris Pastèque’ van maken, om aldus al de hele Provence in mijn naam op te roepen. Dan zou ik in Ménerbes gaan zitten schrijven of in Bonnieux of in een van die dorpen in de Lubéron waar ze je als buitenlander wegpesten en je zit te vergaan van heimwee naar je ware roots. Jo…Wie heet er nu in hemelsnaam Jo? Behalve Jo-met-de-banjo. Doch ik speel zoals gezegd didgeridoo. Jo-met-de-didgeridoo.

Jo Van Cauwelaert. Zo heet ik voluit. Nu heb je het helemaal, weet je alles. Nee, begin niet. Géén familie van Karel en Emiel, de Vaders van ons Vaderland. Ik heb wel een verre neef zitten in Nice die daar ook wat schrijft en al de Goncourt op zak heeft. In ‘Un aller simple’ beschrijft hij zijn exodus vanuit dit godvergeten gat hier. Doch dit is weinigen bekend. Hij heeft een paar locaties veranderd om zijn afkomst te maskeren. Zijn voornaam is Didier. Heeft die geluk gehad. Met zo’n voornaam. Didier. Kan je al weg mee bij Franse uitgevers jo.

'Blue Moon'. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright: Stef Vancaeneghem.