24 september 2007

BLOG BOEK


‘Weet je dat ze de laatste thuis van onze groot-tante Hélène naast de Kleine Kerk gaan afsmijten om er appartementen op te zetten?’ Zo mailt me een tijd geleden een verre neef wiens hart klopt voor Ronse en de mooie dingen van weleer.

Het huis van onze ‘tante Lène’? Palend aan het park achter de Sint-Martens? Dat wat barokke huis in gele steen. Wie laat zoiets neerleggen op tekenplannen ten stadhuize ? Afsmijten? Met de grond gelijk gemaakt? Net als de Patria in de Zuidstraat? Net als dat torentje in de Watermolenstraat?

Onze tante Lène – wie haar zoals deze alerte neef heeft gekend, kan haar definitieve kijk op de dingen nooit vergeten - had oog voor pittoreske huizen. Ze pasten bij haar wat volumineuze opwaaiende kledingstijl. Een dame van stand, noblesse de coeur.

Na de dood van haar man, dé ballonvaarder, had ze voordien de kleinste bijouterie ter wereld gerund recht tegenover de Oude Sint-Martinus (later bekend als de ‘Tiffany’). De ballon van haar avonturier - in vele betekenissen- hing in een expressionistische versie boven haar gevel.

Het voorste gedeelte van haar mini-Cafarnaum stond volgepropt met schoorsteenklokken. Klokslag zes hoorde je er een remake van het bombardement van Dresden. Plus alle Campanile’s van Noord-Italië bijeen.

In haar glazen toonkast: glimmende Wiskemann in presentatiekoffers met slot. En haar polshorloges met armband van autruche: Incabloc en ‘waterpoef’.

In haar éne minuscule woonplek achter haar santeboetiek: een grote (kaart)tafel voor het receptioneren op woensdag van haar eindeloos keuvelende kaartvriendinnen. Zijnde de witte madame Carlier (‘de wiete’), de zwarte madame Carlier (‘van de kaskeeten’) en de minzame madame Van Hasselt, (‘van de garaaage’). De fijn bewerkte Val Saint-Lambert-carafes met gelige Elixir d'Anvers en groene Chartreuse binnen handbereik.
(''t Ees lek n' engookie da ien mien keile piest').

In haar keukentje (pompbak, Butagaaze): haar zus Zulma. Voor ons, de neefjes, in de weer met wafels. Tante Lène was de bazin, tante Zulma voerde haar bevelen uit. Vrouwelijke variant op Laurel & Hardy. Ze haakten zichzelf in een oeverloze Hegeliaanse dialectiek van these en antithese. Tot een synthese kwamen ze nooit.

Maar de wafels waren lekker en dat helpt tegen het wereldleed.

Tante Lène zei geen woord teveel. Maar als ze wat zei, bleef het je leven lang hangen. Zo voorspelde ze mijn mama een voortijdige dood. Vanwege een veel te gejaagd bestaan als jonge weduwe met vijf kinderen: ‘Roberthe ’n zaal uuk gienen huugen top schieren.’

Tante Lène was blij dat ze zelf weldra de weg van alle vlees zou gaan. Zo hoefde ze het allemaal niet meer mee te maken : de spoetniks en bombatomiks van de Russen op onze kop.

Maar er is nu nog hoop voor tante Lène haar voorgevel, zo blijkt. De projectontwikkelaar zou haar façade sparen.

Als symbool van tante Lène’s onverzettelijkheid tegenover de verloedering. Als getuigenis van haar oude grandeur tegenover alles wat zich hip laat noemen. Tante haar gevel. Als blafeture tegen the wind of change that blows in our face.

Ik zie haar bijgekleurde wenkbrauwen al omgetoverd tot twee monnikskapjes. Haar mond profijtig gekrold: in een hete luchtballon.