21 september 2007

VADER DAG
















193. Hij mikt achter alles vraagtekens. Bestookt me eindeloos met: waarom? Waarom kijk ik niet veeleer naar Ratatouille? Waarom schrijf ik de dag door? Waarom lees ik telkens weer een ander boek? Waarom altijd weer diezelfde krant? Waarom klem ik een koptelefoon op mijn kop bij het schrijven? Waarom slapen ‘kabouterten’ onder ‘boomwortelten’?

Bij elke vraag bedenk ik een antwoord voor volwassenen. Het werkt. Eventjes. Dan hoor ik hem vanuit mijn schrijfkamer mijn uitleg doorbriefen aan zijn knuffels, in zijn kamertje hiernaast. Hij treft het: zij vragen hem niet naar het waarom.

Hij waardeert het zo te zien dat ik zijn vragen grondig behandel. Kan hij zijn knuffels degelijk voorlichten. Samen zoeken we aldus naar het waarom van alle dingen die hij s’ochtends groet. Hij is mijn kleine partner in de maieutiek. We zijn verloskundigen van het Socratische wetend niet-weten, hij en ik. Samen boren we naar de zin van het zijn. Hij met zijn nog argeloze ongerepte nieuwsgierigheid naar het leven dat zich elke ochtend aan hem ontvouwt, als alweer een nieuw sprookje. Ik met wat me nog rest aan fel gehavend verwonderingsvermogen. Waarom zit er al die eelt op mijn hart? Waarom wil ik niet meer weten waarom?

Doorgaans neemt hij genoegen met vier, vijf goed geargumenteerde antwoorden. Soms boort hij door. Dan zet hij me klem, blijf ik hem het antwoord schuldig. Ik kan me vergissen, maar in zijn pretoogjes lees ik dan iets triomfantelijks. Zie je wel: je weet het net zo min als ik. En jij bent al zo ver heen. Nog eventjes en je hoeft je niet eens meer af te vragen waarom.

Laatst stond ik naast mijn maats de Mando’s op mijn mondharmonicaatje ‘geluiden’ af te stoten op de markt. Gekietel aan mijn jeanspijp. Waarom? (Hij was de enige niet in mijn buurt met dezelfde vraag).

Zelf vroeg ik me op dat moment meer af waarom wat verderop dikbuikige mannen onder gigantische Stetsons zichzelf op stramme o-benen (alsof hun paard er nog onder zat) in eindeloze rijdansjes krulden. Onwezenlijk. Op een geïmproviseerde plankenvloer onder vier geluidsboxen. De blik op oneindig. Het verstand op waarom?

Waarom word ik depri van Dolly Parton? Waarom duwt die overgestructreerde linedance me in een dip? Waarom verlang ik dan loeiend hard naar Dance with the wolves? Naar wild buffelen in de wigwam? Waarom was mijn derde liefje een Mescalero Apache uit het te verre San José? Waarom stuurde ik haar mijn platen na van Ferre Grignard?

Oh don’t cry my baby,
don’t cry all the while
don’t cry my baby
just give me a smile.

Waarom stonden we nooit samen op de Golden Gate Bridge zoals ze vroeg in haar lichtblauwe air mail-brieven ? Het leven lezen als een sprookje. Je bij elke nieuwe step afvragen waarom.

Probeerde jij het, papa? Waarom in volle oorlog een dochter willen maken. Waarom liet je me nooit de kans te vragen waarom?

'Vader Dag'. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.