17 augustus 2007

DE HOESTENDE RONSENAAR (141)


Beste Hilde Crevits,

Geachte mevrouw de minister van Leefmilieu.


We kennen mekaar niet. U komt daarmee best goed weg. Als onafhankelijke schrijvelaar ben ik namelijk ‘totalement infréquentable', zoals ze hier aan de overkant van de taalgrens zeggen. En bovendien hoogst onvoorspelbaar. Vuile pen enzo. Informeer je misschien 's omtrent mijn danig geladen pedigree en kies dan zelf maar de geschikte scheldnaam voor journaille van mijn slag. Doe gerust. J’ai l’habitude. Nee u en ik kennen mekaar niet. Zo houden.

Maar ziehier waarvoor ik u schrijf. Ik hoop dat mijn info fout is. Ik hoop dat het niet klopt. Ik hoop dat het niet waar kan zijn, dat het niet bestaat, dat het niet mogelijk is dat u ook maar overweegt om dat asbeststort in Louise-Marie toch toe te laten. Mits het opleggen van de zogezegd ‘strengste voorwaarden.’

Mevrouw, neem me niet kwalijk maar die strengste normen dat is regelrechte bull-shit als het om asbest gaat.

Ziehier wat ik vanochtend daarover lees in de notulen van het schepencollege van 8 juni 2007 onder punt 6 (tja ieder zijn ochtenlectuur, bij mij zijn dat dus de notulen van het schepencollege van mijn geliefde stad Ronse):

‘Gezien de ligging van de stortplaats, op het hoogste punt in de directe omgeving, is er risico op verspreiding van asbestvezelfs die vrijkomen bij het storten in open lucht.

Het is niet uitgesloten dat asbestvezels terechtkomen op de nabije landbouwgronden.

De omgeving staat gekend als belangijk en natuurlijk waardevol gebied, een plaats waar veel wandelaars en fietsers van de gezonde buitenlucht komen genieten.

In de nabijheid bevindt zich tevens het woonlint Koekamer. Het storten van asbest in deze omgeving is dan ook niet te verantwoorden vanuit ruimtelijke overwegingen.

Het ‘storten van asbest’ is een element dat ook uitgebreid onderzocht wordt binnen de milieuvergunningsaanvraag. Het college heeft met betrekking tot deze aanvraag in zitting van 22 januari dit jaar al beslist om voor ‘het storten van asbest’ een ongunstig advies te geven.’


De stad Ronse acht hiermee de klacht gegrond van twee zussen, met name Françoise & Monique Gautier de Rasse die zich op 12 maart dit jaar in hun bezwaarschriften ‘verzetten tegen het storten van asbest in de vroegere zandgroeven van Louise-Marie.’

Ik, zoude hier deze twee edele dames in de beste betekenis van het woord deemoedig de hand willen kussen.

Ik zoude mijn mooiste Pelikanpen bij deze willen verheffen bij wijze van eerbetuiging voor deze twee schatten die aldus hun nobele naam eer aandoen.

Hun broer Jean heb ik in dat andere college nog gekend. Maar dat deze flamboyante jonkheer zulke straffe zusjes had, dit is helaas aan de schoollegende voorbijgegaan.

Mijn pen in houding geeft acht voor deze twee moedige madammen die er geen gras laten over groeien. Die niet talmen. Die er voor gaan. Die de bodem van de Vlaamse Ardennen willen vrijhouden van asbestkanker.

Zodat de kinderen van Ronse en omgeving vrij kunnen ademen zonder aan de beademingsmachine geklonken te moeten worden.

Mevrouw de minister, al eens een beademingsmachine gezien? Al een mens zien versmachten van longkanker?

Heeft u kinderen? Al een baby een tapotage weten krijgen op het rugje? Maskertje op het mondje?

Nog een prettig dagje daar in Brussel.

Groeten uit Ronse.