24 juli 2007

STERRENKIJKER


17.


Mijn eerste races reed ik in bobijnkarretjes, voortgestuwd door mijn oudere broers. Vanuit pole position raceten we tegen de neven. Stirling Moss, Jack Brabam, Jim Clark, Graham Hill waren onze helden.

We vertrokken aan de weegschaal pal onder het glazen bureau van grootvader. In slalom laveerden we tussen de getouwen. Zo verder door langs de smidse naar de ‘picurage’ waar vrouwen coupons kuisten.

Alle lage stoten waren toegelaten. We bestookten elkaar met schietspoelen en bobijnen. In ‘Zonde van Nini’ en De Schietspoeldynastie’ kwam die verdwenen wereld weer eventjes opborrelen. Lang dacht ik ten onrechte dat de geschiedenis van Ronse samenviel met die van de textiel.

Toen ik, meegesleept door slechte vrienden die tot op vandaag in de paus als geruststellend normerend gezag geloven, promoveerde van dilettante Fiertelaar tot fervente Schrijnvolger, werd me gaandeweg duidelijk dat die geschiedenis van de textiel eigenlijk maar een schijntje is van de ware wording van Ronse.

Textiel gaat over honderd jaar. De verering van ene Hermes zijne knoken (bij gebrek aan beter gebeente eerder toevallig opgescharreld in de Grand Bazar van relieken langs de kanten van Cornelimunster) loopt over 1200 jaar.

Wie die wordingsgeschiedenis van Ronse wil kennen, moet dus vroeg of laat teruggaan naar Hermes en het gesjacher errond.

Het Klein Marktje bijvoorbeeld ontstaat als the place to be alwaar kiekens en konijnen worden geschonken aan het Kapittel door families die hun psychosomatici, epileptici en andere neuroten willen laten belezen in de hoop op soelaas, vooral voor hun eigen portemonnee.

Er blijkt immers vooral een financiële bedoeling onder de belezing te schuilen. Van gekken in je familie kan je dan niet erven in die donkere tijden van obscurantisme. Tenzij… je een attest kan voorleggen dat je je zotte familiant hebt laten belezen. Zoiets geldt dan als bewijs dat je àlles gedaan hebt wat kon om de duivel te verdrijven uit het lichaam van de sukkelaar. Want gek zijn is een afwijking van Gods wondere schepping en daar kan alleen de duivel mee gemoeid zijn.

Van heinde en verre komen ze aldus om Hermes te aanbidden. Het spel werkt. De commerce herpakt. Het Kapittel floreert. Jacobus Baert verkoopt gretig armreliekhouders en andere prullaria aan de goedgelovigen. Hij doet dat zelfs zo grondig dat hij berispt wordt door het Kapittel: vanwege het bepotelen van jonge deernen. De diepe geschiedenis van Ronse is meer dan een schietende spoel in het bobijntje van een begijntje .

Die slechte godvrezende vrienden van daarnet brengen me gaandeweg op het idee om me te verdiepen in de geschiedenis van deze geprefabriceerde import-patroon van Ronse. Trigger avant la lettre. Trekpleister. Commerciële voltreffer.

Twee drie jaar zal ik me aldus verkneukelen of liever verknokelen in de research naar de man die Ronse maakte zonder er zelf ooit een voet te hebben gezet. Ik val van de ene verbazing in de andere op mijn zoektocht langs de catacomben van de klerikale exploitatie der goedgelovigheid.

Tussen illusie en geloof, tussen magie en sacraal gesjoemel ban ik moeizaam mijn weg naar Ronse’s mooiste en langst volgehouden mythe. Gaandeweg geraak ik onder de charme. Want toegegeven: si non e vero, e ben trovatto.

Hermes is aldus voor de Ronsenaars wat Homeros is voor de oude Grieken en Koning Arthur voor de banketjonkers van The Round Table. Mix van fictie en historische halve waarheden. Mengeling van wensdromen en werkelijkheid. Amalgaam van autosuggestie en daardoor bijwijlen inderdaad zalvende rite. Want in de wereld van trance en bijgeloof helpen zelfs kastanjes in je rechterbroekzak. Zoals mijn imposante groottante Hélène achter haar glazen bol ook al wist.

Hermes is ronduit de geschiedenis van de waanzin in alle betekenissen van het woord.
Patroon van dat eigenzinnig Asterixdorpje genaamd Renaisix. ('Ils sont fous ces Renaisiens'). In dat surrealistische landje genaamd Belgix.

In mijn theatertekst ‘De Gok van Hermes’ plaats ik de Romeinse wereld van de koele ratio tegenover die van het hart. Ik meng daartoe de fameuze 'Pari de Pascal' met wat het Prinsje van Saint-Exupéry al weet:

‘L’on ne voit bien qu’avec le coeur, l’essentiel reste invisible des yeux.'

Ik ga hiervoor gretig te rade bij de stoïcijnen en meer bepaald bij Keizer Hadrianus. Vooral dan die van Marguerite Yourcenar. Ik dompel me totaal onder in de wereld van het Romeinse gezag. Ik koppel mijn twee uitgangspunten aan het flinterdunne verhaaltje dat Ronsese kinderen op hun eerste schoolbankjes voorgeschoteld krijgen omtrent Hermes.

Hermes, stadsprefect van Rome, offert aan de Romeinse goden in de hoop zijn zieke zoon van de dood te redden. Zijn oude goden luisteren niet. Hij probeert het dan maar bij die god van de nieuwe sekte der Christenen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Maar het schaadt dus wél. De keizer laat zoveel ontrouw van een hoge dignataris niet over zich heen gaan. Exit Hermes. Kop eraf en doek.

Geen enkel project heeft in mijn schrijvend (bijna schreef ik in dit geval: schrijnend) bestaan meer van me gevergd dan deze 'Gok van Hermes.'
Want ik wou dat alles kloppen zou. Tot en met de maaltijden van de Romeinen, hun benamingen, hun rijkunsten, hun gevechtstechnieken en de veroverde gebieden in de eigen benaminge van toen.

Van de acteurs van Theater Voor Taal en Volk, in een onnavolgbare regie van Geert Desmijtere, werd aldus een bijna bovenmenselijke inspanning gevraagd om zich totaal in te leven in die voor hen compleet werledvreemde want lang verdwenen wereld.

Maar het werkte. Door hun talent en hun ongezien inlevingsvermogen en hun ontroerend enthousiasme werd De Gok eigenlijk het echte Mirakel van Hermes. Want Hermes kwam echt tot leven. De mythe werd vlees en bloed. Heel eventjes.

Die ene universele hoopgevende waarheid hebben mijn slechte vrienden bewonderaars van de Roomse normenfabriek achter dat schrijn me hiermee aldus bijgebracht.

Mensen kunnen zichzelf overstijgen. Als ze maar - samen - willen blijven zoeken naar het schone, het goede en het ware.

Ook al is dat ware omtrent Hermes niks meer dan een eeuwenlang volgehouden illusie.
Niks meer. Maar ook niks minder.

Illustratie: De affiche van de Gok van Hermes door de Ronsese kunstenaar Michel Provost.

Volgend hoofdstuk: Tavi in ’t Paradijs. Nog een jongensdroom.

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.