19 januari 2007

VADER DAG






132. Vergevingsgezind als christenhonden horen te zijn, heb ik de man de laatste groet gebracht die – tegen de geruchten in - altijd was blijven volhouden je vriend te zijn geweest.




Lang was het me, precies door zijn toedoen, niet echt meer duidelijk wie hij met jou, 'mijn vader', bedoelde. Oorgetuigen hadden hem ooit ten stadhuize, in de maar al te lekke beslotenheid van het Schepencollege, weten beweren ‘dat mijn vader mijn vader niet was.’

Dat jij dus jij niet bent. Dat ik hier deze brievenroman pen naar de verkeerde. De aanval op mijn identiteit, op jouw eer en die van mama, deed me nachtenlang kotsen van machteloze woede.

Niet alleen was je er dus nooit vanwege altijd al dood. Je was ook nog eens een ander dan degene die er nooit was geweest. Het leek erop alsof het kompas mijn noorden telkens weer verlegde. Alsof het Global Position System de gezochte bestemmeling steeds weer doorschoof naar elders.

Radeloos trok ik op vader-zoektocht. Mama kon ik het niet meer vragen. Zij was zelf lang dood. Weer bij jou. Naar ik mag aannemen.

Met de zachte kracht van haar heilige verontwaardiging ontkrachtte mijn laatste familiale getuige de boude beweringen omtrent mijn verwekker. Liefste tantetje toch, in de donkerste dagen van mijn verlorenheid hielp zij me, met de stille kracht van haar onnavolgbare glimlach, overheen mijn diepste verwarring. Sancta Subita verklaarde ik haar hierom. Door de Curie van mijn eigenste furie.

Tenslotte vond ik gaandeweg mijn gemoedsrust terug door je het voordeel te schenken van de twijfel, als dader van mezelf. Ik besloot je met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, diep in mijn hart als dode papa van altijd te behouden. Ook vanwege mijn zwak voor zwakken. Als dode kon je dat postuum natrappen omtrent je progéniture namelijk bezwaarlijk nog counteren met een viriel ochtendlijk duel, in de mistige dageraad van het Malanderpark. De kroniek van je nooit aangekondigde dood belette je bloedwraak om je geschonden eer. Dat stak me. Lang overwoog ik de klus in je plaats te klaren. Doch duels zijn niet langer van deze tijd.

Jaren later confronteerde ik degene die je aldus in mijn hart voor de tweede ter dood veroordeelde met diens vernielende uitspraken die me er alvast toe hadden aangezet hem al die tijd straal te negeren.

Met de laatste kracht van zijn inmiddels gedempte decibels noemde hij zichzelf het slachtoffer van een kwaadwillige politieke afrekening met de bedoeling ons uiteen te drijven. Nooit had hij zoiets beweerd, laat staan ook maar gedacht.

Dat jij mijn vader, integendeel altijd zijn goeie vriend was geweest. Dat je over vrienden zoiets niet zegt (over anderen daarentegen). Dat ik in alles op je leek. De glimlach van mama. De blik van zijn goede vriend van altijd. En dan dat schrijven altijd: die deerlijk ontspoorde familiale afwijking. Nee, geen twijfel mogelijk.

Christenhonden zijn mensen die een spons nooit afslaan. Ook al smaakt ze naar azijn. Blijf mijn papa, lieve dode papa. Maakt me allang niet meer uit wie je was. Je bent de beste dode papa allertijden. Ik wil geen ander. Ook al bèn je die ander.

133. Met de stadsbeiaardier snuffel ik in de oude partituren van je broer, de man die zich ontplooide tot fabrikant-muzikant-politicus tegelijk. Hoe eclectisch kan iemand zijn, zonder doelloos dilettant te worden?

Met de fabriek stoomde hij na je dood traag maar zeker af op ‘Liquidation Totale’. Een zachte sociale dood, al bij al. Toch in een tijd waarin het mode werd de boel failliet te laten gaan, personeel, schuldeisers en staat in de zak te zetten, vrolijk te herbeginnen met verdoken gelden.

Ik toon de gedreven beiaardier de partituur van ‘De Vlaamsche Ardennen’ met de sierlijke krullen. Van moderato tot animato. En de hele ‘Missa in Honorem Sancti Hermetis.’ We vinden ook een leuk menuetje. De immer opgewekte beiaardier begint het meteen voor te neuriën. Muziekmensen maken het leven mooier.

134. Georgina nog gekend, papa? Deze week werd ze honderd. Ze werkte tot aan haar pensioen in de fabriek. Ik wil haar vragen hoe je was als patroon. Meegaand, meedogenloos? Mild, genadeloos? Vooral wil ik haar vragen hoe je was als mens. Kil, maar wel als een snel smeltende ijsschots op Groenland? Warm en juteus, als een bosbesje in de late zomerzon? Ik vraag maar niks, ga voor keuzetoets twee.

135. De zoon van een Oostendse politieke brulboei vraagt zijn vader dringend te stoppen met politiek. Hij vreest dat zijn vader anders dood gaat. Ik vraag je dringend te stoppen met dood te zijn. Dan kunnen we samen in de politiek.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.