28 januari 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (72)

Gedichten dag

De donderdag haal ik mijn brievenbus in twee keren leeg. Uw moet namelijk weten dat de brievenbussen van ons appartementenblok nogal aan de krappe kant zijn. Op andere dagen kan dat geen kwaad, maar op donderdag proppen ze daar dan van ’s morgens vroeg een hele hoop reklamen in. En als de echte facteur dan rondkomt krijgt die daar U officiële courrier niet meer bij. En dus zodoende… Uw denkt nu waarschijnlijk bij U eigen: waarom plakt die mens dan gewoon niet op zijn brievenbus dat hij geen publicitaire reklamen meer wenst te ontvangen? Welnu dat vertik ik! Ik ben namelijk van de mening dat het niet aan mij is, die van geen reklame moet weten, om mijn brievenbus met die lelijke groene of rode plakkers te ontsieren. Dat diegenen die de reklamen wel willen, zelf plakkers plakken! Het nadeel is natuurlijk dat ik met dat enorme pak papier opgescheept raak, waar ik mij om de maand aan de vuilkar vanaf moet maken. Maar waarom vertel ik Uw dat ook weer? Ach ja. Toen ik zodus ten tweede male mijn brievenbus kwam legen botste ik naar de gewoonte op Madame Tembuyse. “Mijnheer Pevenaege”, sprak zij mij aan, “weet Uw wel wat voor dag het is vandaag?” (Niettegenstaande wij mekaar tegenwoordig begroeten middels de gebruikelijke drie beezen spreken we ons noch wel aan met de beleefdheidsvormen). Ik antwoordde naar de waarheid dat het vandaag donderdag was. Of ik dan niet wist dat het vandaag “Gedichten dag” was? (Nu had ik daar wel vaag wat over gehoord op de televisie, maar de nieuwswaarde wordt bij mij grotendeels bepaald door het mogelijke effect ervan op het bedrag dat de verzorgings Staat maandelijks op mijn Post rekening laat storten) En dat zij vanavond naar de kleine Kerk wilde gaan alwaar de lokale voordracht kunstenaars een aantal schone gedichten zouden komen voor te dragen. En of ik niet mee ging? Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik van gedichten niet veel aantrek heb. Mijn prille ervaring met gedichten dateren van mijn schooltijd bij Meester Fernand en andere. Allerlei moreel hoogstaande verzekens werden ons daar in kadans bijgebracht middels ritmisch gebonk van zijn ijzeren liniaal op zijn Pupiter. En indien Uw er uit viel, op U knokkels als het moest - tot Uw de laatste lettergreep van buiten uit U strot gewrongen kreeg! Maar dan kende Uw dat ook voor de restant van U dagen en zo kan ik Uw vandaag noch zonder één enkele hapering “Jantje en de Pruimen” opzeggen! Bijvoorbeeld! Voor mijn Plechtige Communie had ik dan noch van onze Moeder zaliger een “Poezie” cadeau gekregen. Ik weet niet of de jongere generatie daar noch mee bekend is. Dat was een boekske dat bedoeld was om aan U vrienden en familianten door te geven, die daar dan een schoon gedicht of een diepzinnige gedachte moesten in neer pennen. Onze Moeder zaliger koesterde de wens dat ik evenals zij van onze grote dichters zou gaan houden en zij had dan ook op de eerste bladzijde “Moederken” van Guido Gezelle over geschreven. Ik zelf heb dan het boekske verder proberen te slijten aan mijn kameraden, met als enige resultaat dat die mij op de duur begonnen te mijden. Ik heb het boekske dan ook wijselijk in de schuif van het nachtkastje gelegd en het is er nooit meer uit gekomen. En verder kom ik ’s winters in de donker niet graag meer buiten. Maar ik wens in de ogen van Madame Tembuyse toch ook niet door te gaan voor een complete Cultuur barbaar. Wij dus die avond op naar de kleine Kerk, arm in arm zoals nu onder ons de vaste geplogenheid is geworden. Het was van de begrafenis van mijn Germaine zaliger geleden dat ik daar noch eens binnen was geweest, zodat ik niet zeker wist of ik daar noch mijn weg zou weten. Want de Kerk is momenteel ook omgeven door een Canadeese bouwwerf, zoals Uw het weet. En die mannen leveren geen half werk! Het hele gebouw werd dus vakkundig in een korset van stellingen ingesnoerd, zodat de mogelijke toegangen nu ook noch verborgen zaten. Gelukkig had het Stad middels vuurpotten het parvis van de Kerk verlicht, en helemaal op het einde stond de voordeur van de Kerk aan. En ik moet zeggen, die mannen van de Gedichten dag hadden binnen ook niet stil gezeten. Alle stoelen waren uit het schip weggehaald waardoor de imposante ruimte beter tot haar recht kwam. Hierdoor moest ik terugdenken aan de vele discussies met mijn betreurde vriend Van Cauwenberghe Ernest. Nestie, die uit Principe met de Kerk in onmin leefde, liet nooit na te benadrukken hoe Kerken en Paleizen altijd waren gebouwd om de kleine man noch eens extra in te prenten wat zijn plaats in de maatschappij was. Waarop ik altijd repliceerde dat het toch maar die kleine man was die die indruk wekkende gebouwen had weten op te trekken in het zweet zijner voorhoofds. Was er een schoner monument voor de grootsheid van het menselijk vernuft te bedenken dan deze Kerken, zelfs al was dat niet de bedoeling geweest? En in het koor hadden ze over de verlichting rode sjaalekes gespannen, zodat de gewelven baadden in een mysterieuze rode gloed die mij deed denken aan de scene in de hel in het schone theaterstuk “De Paradijsvogels” van Gaston Martens. En toen gingen de andere lichten uit, en één enkele spot wees ons de richting waar de puikste Ronsische acteurs hun gedichten voorlazen, voorzien van een indrukwekkende casque met ingebouwde micro, die hun stem in de ruimte onder de gewelven als het ware ontdubbelde, wat de verstaanbaarheid niet altijd ten goede kwam, maar waarbij ik, als ik mijn ogen sloot, terug moest denken aan de machtige echo’s in de Zwitserse Alpen. Gelukkig hadden we een boekske meegekregen waar al die teksten instonden. En dat ligt hier nu voor mij en ik moet zeggen dat daar toch echt wel schone dingen in staan. Maar ook lelijke… Het was mij dan ook opgevallen dat een paar onder ’t voorlezen uit eerlijke schaamte op geheel professionele wijze hun papierke voor hun gezicht gehouden hadden, zodat zij met de inhoud van de tekst niet al te zeer zouden worden geassocieerd. Enfin, elk zijn smaak! Madame Tembuyse was in elk geval zeer onder de indruk en bij het buitengaan meende ik zelfs een traantje in haar ooghoeken te bemerken. Maar dat kan ook van de plotse vrieskou geweest zijn. Om ons terug op te warmen dronken we bij onze thuiskomst dan ook noch een Armagnacske, waarbij Madame Tembuyse met zoveel enthoesiasme de edele dichtkunst begon te roemen, dat ik mij onverwijld aan het werk heb gezet, in een poging de dagelijkse realiteit van de kleine commercant naar een literair niveau te tillen. En met goed gevolg! Zoals Uw hieronder kunt lezen!


Avond Mijmering

‘t Is goed U Kasboek na te kijken
Noch even voor het slapen gaan
U cijfers even vergelijken
En weten hoe U zaken staan.

Of Uw U omzet hebt doen stijgen,
U winst marge hebt opgekrikt,
Uw in U kosten noch niet stikt
En U balans weet rond te krijgen.

Vindt Uw geen fouten in U boeken?
U dagelijkse comptabiliteit?
Want de kleinste vergetelheid
Weet de belasting uit te zoeken!

En heeft Uw alles nagekeken
Is U geweten weer gesust?
Kruip dan maar warm onder U deken
Voor een verkwikkende nacht rust.

Pevenaege Omer