02 juli 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (111)


KREUNERS IN RONSE, ZWETERS IN ANTWERPEN

Met mijn jeugdvriend Julien, beste Ronsese basketter allertijden (bon, ex-aequo met André Lesenne en nog een paar voormalige Converse-slijters) nemen we de tram van Merksem naar het Sportpaleis. Julien wordt niet eens neergestoken. Ik krijg géén pak slaag. Sinjoren zjjn lieve mensen. We zouden wij hier bijkans een keer vergeten hoe schoon de stad van A toch kan zijn. In de zon en in de hitte, hoe schoon Antwerpen toch kan zijn.

De trambestuurder bescheurt zich aan ons retourbiljet. Vierendertig graden Celsius, vierendertig. En het spel moet nog beginnen. Ik vervloek de heer Celsius. Hittedood. Nog niet eens in Timboektoe doch op tram 3. Dit is compleet belachelijk, als hittedood.

Lang geleden hebben we besloten dat we samen John Fogerty wilden zien. John, mag ik John zeggen ja, heeft lang bij mij luidkeels op de kamer gezongen. Hij is één van onze helden uit de sixties. Singer-songwriter en frontman van de Creedence Clearwater Revival. Levende legende.

Fogerty zien en dan wegsmelten als coolwater voor airco. In het Sportpaleis kijken we eerst naar malkander, dan rondom ons, dan weer naar malkander en dan weten we het zeker: zo oud zijn we dus. Twee ouwe rockers. Nee, niet doen lezer. Laat die u maar zitten in je trukendoos. Het is zo al erg genoeg.

Oud? Hoe oud? Wat oud? Sorry, jong. Geef ons één rockrukje aan John zijn Fender. Geef ons één akkoord met zijn Travelin’Band. En met tienduizend forever young staan we wederom te schreeuwen, te dansen, te zingen, te zwaaien, werken we ons in wilde transpiratiewateren. Twee uur non stop dezelfde ultieme ruige sound die ik op de maxknop draaide, voor de hele Gentse Postheernestraat. En neem er Onderbergen ook maar bij en de Oude Houtlei. Fortunate Son. Proud Mary. Bad Moon Rising. Suzy Q. Green River. Who’ll stop the Rain?

Ik zag er tegenop vanwege de hitte, vanwege France-Brésil allez les vieux en vanwege het feit dat ik de Kreuners zou missen in Ronse. Maar het weerzien met Julien, onze niet te schatten conversatie die nu al veertig jaar onverminderd openhartig doorgaat en waar de tijd maar geen vat op krijgt en dan Fogerty John hemzelve maken alles goed. Als een kabouter zie ik hem, Fogerty John aan de lichtbundels van zijn show hangen, reus worden in duivelse solo’s en hemelse songs forever.
We zitten allang weer in de Midnight Special naar Merksem wanneer we tot het heden terugkeren, afspreken voor de Stones als Keith Richards zijn cocosnoten verteerd heeft.

‘‘t Is onze laatste kans om ze nog te zien’, waarschuwt me Julien die Mc Cartney al persoonlijk ontmoet heeft en ook Robbie Williams en ook U2 en die er zijn gouden sjottershand niet voor omdraait om naar New York te vliegen om er een NBA Basketmatch te bekijken.

Ik durf hem niet bekennen dat mijn laatste concert een optreden van The Pebbles was in de COC. Het kan ook Middle of the Road geweest zijn in de Kobbe.

Terug naar Ronse. Helaas, de Kreuners zijn alweer weg. Ik heb zoals gevreesd wat gemist. Maar alle terrassen zitten nog bomvol. Kijk, komen de Kreuners dan naar Ronse, zit ik weg te smelten in het Sportpaleis. Wietie, je suis. But I heard it trough the Grapevine: het was prachtig.

Wat Peter Dhooge met zijn ploeg vrijwilligers van Ronse Op Scene doet is klasse.
In vier jaar heeft ‘The Mac’ een organisatie uit de grond gestampt waarvoor de hele Ronsese horeca hem levenslang 1 gratis nuttigingske moet. Ronse op Scène is van het beste wat het Ronse van de Renaixance te bieden heeft.

Dik proficiat Peter en je jonge rockers. Heu, volgend jaar John Fogerty misschien? Het mogen ook The Stones zijn. Zo zie je maar: nooit content.