22 september 2011

TUUPE VUIR RONSE

VLIJMSCHERP GETUIGENIS
VAN SIMON DEMEULEMEESTER:
'WAAROM IK NIET IN RONSE WIL WONEN'



Simon Demeulemeester is journalist bij Knack.be . Hierna publiceer ik graag de nieuwe herwerkte versie van de brief die hij naar burgemeester Dupont schrijft waarin hij uitlegt waarom hij niet (meer) in Ronse wil wonen. De harde vlijmscherpe analyse van het Ronsese nachtleven en het straatgeweld, die in een eerste versie verscheen in 'Den Belleman', vindt nu als een lopend vuur haar weg op internet en Facebook. Ze wordt vandaag ook overgenomen door de site van 'De Morgen'. Ik geef hieronder de nieuwe versie van Simons brief integraal.

Meneer de burgemeester,

We hebben elkaar al een paar keer ontmoet. U was dan burgemeester, ik Groepsleider van de Scouts. Uw toespraak op de tentoonstelling voor onze 90-jarige verjaardag was enthousiast en bevlogen. Een oud-scout aan het woord, dat doet plezier. Op een andere gelegenheid was dat wel anders. U was toen ook burgemeester, ik nog steeds Groepsleider maar ook al student Journalistiek. Ik interviewde u. Van dat gesprek is één zin echt blijven hangen: "We willen er toch geen politiestaat van maken?" Die 'er', dat sloeg op Ronse.

Ik weet nog dat ik er de artikelkop van gemaakt heb. Dat 'pakt', weet u. Want in Ronse zouden de mensen wel eens 'jawel' durven zeggen. Ik heb het dan niet over die 30 procent die ooit op Erik Tack gestemd hebben. Van die mensen die maar wat graag overal meer uniformen, blauw of donkerder, zouden zien. Graag met matrak, menotten en pepperspray erbij. Want zo zijn sommige mensen nu eenmaal.

Maar er zijn er ook andere, zelfs bij die 30 procent. Ik, bijvoorbeeld. Nochtans een progressief van het zuiverste water. Ik geloof in vrede, vlinders en madeliefjes. Had ik het voor het zeggen, Obelix werd premier, Guust Flater zijn vicepremier. En de smurfen bevolkten hun kabinetten. Dat is het blauw dat ik van uit het diepst van mijn hart op straat wil zien.

Maar toch, meneer de burgemeester, wilde ik toen antwoorden met 'jawel' - dus vóór geüniformeerd blauw. Ik had er zelfs willen aan toevoegen: "En maak er een beetje mee voort ook, dan kan ik vanavond nog eens op mijn gemak uitgaan!" Want dat doe ik al een tijdje niet meer, uitgaan in uw stad. Niet dat er niet genoeg te doen is, 't Is de veiligheid.

Toen ik mijn '100 dagen' vierde, was ik al om 1 uur thuis. Omdat ik mijzelf een gevangenisstraf wou besparen. U moet weten dat op die fuif in het jeugdhuis, voelt u hem komen?, een stuk crapuul het nodig vond een vriendin hard te duwen. In een normale situatie krijgt zo'n zak de wind van voren. Want meisjes duwen, zo hard dat ze struikelen, dat doe je niet. We waren 18, of moesten dat worden. Meer spieren dan verstand, dus. Maar ik durfde geen ram verkopen, of zelfs maar de wind van voren geven. Dan belandde ik op Hogerlucht met minder tanden dan ervoor, maar wel wat kneuzingen rijker. Die gasten zijn nooit alleen. Of, erger, ik zou die nietsnut een oog uitslaan. Dan belandde ik onder dezelfde condities op spoed, maar kon hij zowel langs de kassa van den dop blijven passeren, als langs de spaarpot die mijn ouders bij hun verzekeraar hadden aangelegd. Ik heb iets te verliezen, ziet u, hij had dat niet.

Mooie Grote Markt, jammer van de veldslagen
Enkele jaren later studeer ik in Gent en ga zelden tot nooit meer uit in Ronse. Ik werd gek van de agressieve sfeer die er hangt. Ook al ben ik zot op Ronse, vind ik het een fascinerend dorpstadje, ook al ziet de Grote Markt er beter uit dan vroeger: ons schrijft u de komende jaren niet in uw bevolkingsregister in. Want wij hebben geen zin om gepakt te worden door zo'n bende als die die het gemunt heeft op mensen met een iPhone. Want kent u dat verhaal?

Die bende viseert mensen met een iPhone om hen bij het buitengaan te bestelen. Een van hun slachtoffers kreeg het onzalige idee achter die bende aan te gaan. Toen hij het drietal gevolgd was, bleek de bende 15 man sterk. En toen werd hij bewusteloos getrapt. U weet hoe dat gaat: sommige mensen, van dat type dat niets te verliezen heeft, hebben zichzelf moeilijk in de hand. Maar echt vreselijk moet het nog worden. Want die jongen was gevolgd door een vriend.

Die werd niet in elkaar geslagen. Een zucht van opluchting? Hou die maar in. Hem werd verzocht terug te gaan, dan zou hem niets gebeuren. Waarop hij achter de hoek moest gaan staan luisteren hoe zijn vriend verder de stront uit zijn lijf gestampt werd. Excuseert u mij die uitdrukking, maar ik ken er geen betere.

In die situatie, meneer de burgemeester, zou ik sterven van schaamte en frustratie. Mij lijkt dit een tafereel uit het Bosnië van de jaren '90. Net als de anekdote van een vriendin die net aan een groepsverkrachting ontsnapte. Of die over een vriend die drie weken met een rietje moest eten, want kauwen met een stukgeslagen kaak schijnt pijnlijk te zijn.

Let wel, ik zong al vaak de lof van uw bestuur. Niet van mijn gewoonte, mijn beroep verbiedt me politici te adoreren. Als lokaal politicus hebt u heel weinig impact op de oorzaken van die problemen. En ja, ik scherm met anekdotes die je overal kan horen. Maar toch: ik vroeg u hoeveel agenten er tijdens het weekend in Ronse op patrouille zijn. Drie patrouilles, zei u. Dat moeten zo'n 12 man zijn, vroeg ik. Neen, zei u: zes, want drie patrouilles van twee man. En u noemde dat 'verhoogde aanwezigheid'.

Dat maakt mij kwaad. Een kind ziet dat dat te weinig is. Want het zijn vaak nog-bijna-kinderen die uw politie vernederen. Dat zorgt voor frustratie, een venijnige emotie, en dat maakt uw politiekorps zwak. Hen versterken: daar zou u veel Ronsenaars blij mee maken. Ik ben nog steeds kwaad om uw antwoord. Ik wil die woede kwijt en wil begrijpen wat er gebeurt. Ik wil u een kans geven dat uit te leggen en vraag het daarom op de man af: meneer de burgemeester, wat kan u doen aan die degoutante geweldcultuur?

Simon Demeulemeester.


Ik roep Simon langs deze weg op om liever vroeg dan laat op zijn besluit terug te komen en hier - hand in hand met een heel talentrijke generatie Ronsese jongeren met al diegenen die zich dag na dag tuupe vuir Ronse samen inzetten voor de veiligheid, de verdraagzaamheid en het welzijn van alle Ronsenaars in onze geliefde stad en samen met de beste stuurlui - een keer en voorgoed zelf het roer om te gooien.

HIERNA HET ANTWOORD VAN
DE BELLEMAN
OP DE BRIEF VAN SIMON:


Ronse is Bogota niet

In De Morgen van 22 september hield Simon Demeulemeester, goede vriend en trouwe schrijfbroeder van ondergetekenden, een vurige en beroerende uiteenzetting omtrent de quasi-apocalyptische conditie waarin de gemeente Ronse zich bevindt. Demeulemeester hanteert zijn scherpste pen bij zijn anekdotisch rijk gestoffeerde analyse van de vermeende geweldcultuur die Ronse teistert. Toegegeven, hij weet enkele nagels op de kop te raken. Veiligheid is een reële problematiek, die de huidige beleidsploeg voor enkele zeer precaire vraagstukken plaatst. Toch ontbreekt het Demeulemeesters analyse, zoals die is gepubliceerd in De Morgen, aan nuance en context.

De stelling dat veiligheid in Ronse een netelige casus is, kan gerust worden gecatalogeerd als een understatement. De sociologische realiteit is immers keihard. Ronse wordt gepercipieerd als het Bogota aan de Molenbeek. En toegegeven, daar zijn redenen voor. Er lopen heel wat zaken fout: het slappe beleid van het stadsbestuur is niet gebaseerd op de wetenschappelijke inzichten die Ronse, met haar unieke sociaaleconomische en culturele identiteit, nodig heeft en beperkt zich tot intercultureel gerommel in de marge. Verder faalt het optreden van de wethandhaving, mist ze daadkracht en geloofwaardigheid. Dat er in Ronse dan ook nog eens een met sensatiezucht besmette riooljournalist rondloopt die van binnenuit het imago van de stad schromeloos verder bekladt, helpt ook niet. De charmante polderdorpmentaliteit die de Ronsenaars kenmerkt, durft daarom al eens om te slaan in een bijtend defaitistische en chagrijnige houding die de problemen evenmin vooruithelpt.

Met Den Belleman, een driemaandelijkse onafhankelijke periodiek waar ook Demeulemeester zijn pennenvruchten aan verleent, proberen wij hier op een constructieve manier over te reflecteren. Hiermee mikken we gericht op de buik van het maatschappelijke middenveld en de beleidsmakers om de handschoen op te nemen tegen het negativisme. Het artikel van Demeulemeester moet in deze context gelezen worden: als een wake-up call, een polemisch artikel in een lokaal opinieblad (enkel gericht aan Ronsenaars) waarin het zijn plaats had en waarin het omringd werd door meer genuanceerde opiniestukken over hetzelfde onderwerp. Door de tekst van Demeulemeester “no strings attached” uit die context te lichten, blijft enkel een misplaatst schotschrift over dat onterecht de klaagzang zingt van een degenererende stad. Bovendien spuwt men hierbij onbedoeld in het gezicht van diegenen die het engagement hebben opgenomen om van Ronse een leefbaardere plaats te maken. Ons hart bloedt als we de verontwaardigde en moedeloze gezichten zien van zij die strijden voor de wedergeboorte van de Koningin van de Vlaamse Ardennen. Zij voelen zich beledigd, en wij ook. De manier waarop dit artikel zonder schaamte, zonder nuance en zonder vermelding van de context van de oorspronkelijke publicatie de wereld is in gestuurd is beneden alle redelijke peil.


Jonathan Jouret, Jeroen Reygaert, Jonathan Sadaune, Yann Verhellen