28 december 2007

BLUE MOON













8.

Pendus dans la paillote au bord de l'eau
Y a des ananas, y a des noix de cocos
J'en ai déjà goûté je n'en veux plus
Le fruit de ta bouche serait le bienvenu

In imitaties is Brice, onze tweede zanger bij de Snukkende Snaren, werkelijk onweerstaanbaar.

(Als schrijver is het mijn tweede natuur mensen te observeren. Hoe ze elkaar beminnen, beduvelen, bedriegen. De schone schijn van hun circus. Alle dubbele bodems in hun parlé. Hun uiterlijke tekenen van verval. De psychologie van hun personages. Veel heb ik geleerd door af te kijken van andere schrijvers. Hoe die behalve de mensen ook de omliggende dingen beschrijven. Marcel Proust over het kurkbehang in zijn slaapkamer. Een kus van zijn moeke ’s avonds. Een onnozel koekske.)

De lichtjes gespikkelde hoed van Brice is volgens mijn waarnemingen: couleur vanille-met-straciatella. Het geeft hem iets meer de allure van Lou & His Hollywood Bananas dan van Bourvil. Doch een kniesoor zonder mambofeeling die daar moeilijk over doet. Je ziet Brice zijn noten zo van de boom schudden, vol begeerte aanbieden aan zijn geliefde.

Naast hem tikt onze achtergrondchanteuse Jeannien (het haar elegant gestrikt in een kerstroos als een plukrijpe Juanita Banana) de tamboerijn tegen de zonnebloemen van haar pareo. Die heeft ze mee van haar zomervakanties in Palavas-les-Flots. We lijken de Electric Ananas wel. Onze show zit op Cruise-snelheid. Met megabels toeter ik alle onzin van het zijn uit de rommelkamer van mijn hart.

Carnaval zit er nu snel aan te komen. De kerstkraampjes voor diverse winstgevende verenigingen zonder doel zijn weg. Alleen de onwezenlijk grote Laplandspar op de markt herinnert aan het obligate goed gevoel dat even snel weer verdwijnt als het kwam en langs het steegje naast de post zijn weg terug zoekt naar de werkelijke wereld die de onze is, drijft op hebzucht en agressie.

Het is min drie. We treden op in een tent aan het wandelpad naar de Walen. We zingen voor het goede doel: een Buurt Informatie Netwerk dat alle verdachte bewegingen observeert en rondbelt.

Er staat een auto
voor uw deur
van grijze kleur
met twee personen
van onbestemde kleur
met blauwe bonen.

Bij dergelijke optredens in tenten warmen we ons aan onze kameraadschap. Allen hebben we ons pakket klappen al gehad. Geen orkaan, geen orgaan is ons gespaard. De Gehavende Harten ware een betere naam. Al onze illusies bloeien niettemin voort. In elk zijn tempeltje vol vergane verwachtingen. We houden ons samen sterk. We plooien niet, we blijven lachen. Taai als Thaise monniken draaien we voort aan ons rommeltrommeltje. Tot we de binnenweg naar het gelukzalige niks bereiken. Die dag gooien we ons molentje over de schouder, zeker weten. De middenvinger ten afscheid volstrekt gestrekt erover. Maar voorlopig hebben we nog een eind te zingen. Zo vlug geven we niet op. Zo zijn we niet. Wie denkt u dat we zijn? Watjes misschien? Onze oren. Voorlopig vooral die van ons publiek.

Coeul Blessé
tottulé
pa toe
le mal
que tu m'as
fee

In een ander leven zou Brice best wel Petula Clark kunnen zijn. In een versie van Bob Marley. We staan geboekt voor twaalf liedjes. Het zijn er inmiddels vijfentwintig. De tent is weer te klein. Dit alles dank zij de power, het charisma en de stem van onze Brice.

(Volgens Kitje, de marraine van onze Snukkende Snaren, is hij de nieuwe Enrique Iglesias. Met een rukje Ricky Martin).

Salade de fruits,
jolie, jolie, jolie
Tu plais à mon père,
tu plais à ma mère
Salade de fruits,
jolie, jolie, jolie
Un jour ou l'autre
il faudra bien
Qu'on nous marie…

Oprecht jammer dat u ons niet bezig zag in het Sportpaleis. Voorprogramma voor de herdenkingsmis van Urbanus. Iedereen wou ons meteen boeken.

Geen wonder dat ik ween
Dat ik ween van de smart
Nu dat ik moet leven
Met een gebroken hart.

Oh oh oh
Kom bij mij
Oh oh oh dicht bij mij
Zie je niet mijn verdriet
Oh oh oh
Kom bij mij
Oh oh oh dicht bij mij
Zie je niet mijn verdriet

Onze kracht ligt erin dat we dat aparte zeer doorleefde gevoel, dat we als Snukkende Snaren op een podium brengen, weten te doen overslaan op ons publiek. Als vonken van vuur. Recht naar het hart van de mensen. Als ik door mijn didgeridoo loei, dan loei ik al dat gevoel eruit. En Brice voelt dat, vangt dat allemaal op, legt het in zijn stem. We zijn al geboekt tot augustus. Dan doen we de zomer op het naakstrand van Palavas-les-Flots. Jeannien kent er de uitbater van de payote.
Des ananas. Des noix de coco.


Blue Moon’. Roman.
Tekst en illustratie: Copyright Stef Vancaeneghem.