DE BENIEUWDE RONSENAAR (10)
HET
HELE
VERHAAL
VAN
NEDIA
TRABELSI
‘IK GA VAN RONSE
HET VOORBEELD MAKEN
VAN EEN VLAAMSE
VERDRAAGZAME STAD’
‘Mijn grootvader is hier als eerste in Ronse komen werken. Op zijn negende is mijn papa dan gevolgd. Zelf ben ik hier in Ronse geboren, in 1985. Ik heb een oudere broer van 24 en twee zussen van 19 en 14. Tot mijn twaalfde volgde ik katholiek onderwijs in Saint Vincent de Paul, de zogeheten voormalige wezenschool. Dan daarna twee jaar in het Sint-Antoniuscollege en tenslotte de laatste vier jaar in het Atheneum. Nu zit ik in mijn tweede licentie Rechten aan de Universiteit Gent.’
‘Bij Saint-Vincent zaten we in het zesde leerjaar met 24 allochtonen op de 30 leerlingen. Dat zouden ze nu een concentratieklas noemen. Je groeit gewoon op als kind. Je staat er eerst niet bij stil dat je allochtoon bent. Nu merk ik dat zelfs bij Ronsese kleuters dat onderscheid er al in zit. Kinderen horen daar thuis over, nemen dat over. Zelf hoorde ik voor het eerst over discriminatie in de les geschiedenis. Hitler, het nazisme, de rassenvervolgingen. Op de televisie hoorde ik dat skinheads een Marokkaan in de Seine hadden gegooid. Het lag allemaal nog ver van mijn bed.’
Huilen van schrik op de speelplaats
‘Op de eerste grote betoging van het Vlaams Blok in Ronse hadden de groten me bang gemaakt. Het zou er stuiven. Er deden verhalen de ronde over een journalist die ze zijn oor hadden afgehakt. Ik heb toen staan huilen van de schrik op de speelplaats. We moesten in huis blijven. De deuren gingen dicht, de rolluiken neer. Ik was in paniek. We zaten daar, opgesloten en bang.’
‘Daarna gebeurde er een paar jaar niks. Tot ik op het Sint-Antoniuscollege kwam. Dat bleek daar een zeer gesloten kring. Ik sprak geen woord Nederlands. Ik onderging er voortdurend van die rare blikken. Ik had eerst totaal niet door waaraan het lag. Ik dacht dat het te maken had met het feit dat ik geen Nederlands kende. Ik zette me enorm in om de taal snel onder de knie te krijgen.’ (Nedia spreekt vlekkeloos Nederlands-red.)
‘Maar de blikken bleven. Ik dacht toen dat het was omdat ik te dik was. Je denkt dan als kind nog niet aan racisme. En dan, voor het eerst in mijn leven, is het woord makak gevallen. We zaten verdeeld rond tafeltjes in groepjes van vier bij een voorbereidende les toegepaste wetenschappen. Ik zie het nog zo voor mij. Iemand zei: je zal toch niet bij die makak gaan zitten. Ik begreep dat de jongen het over mij had. Huilend ben ik naar de directeur gestapt. Hij heeft die van dat tafeltje geroepen, gezegd dat zoiets niet kon. De jongen heeft zich verontschuldigd met tranen in de ogen. Het was gewoon een stomme opmerking, zei hij. Het was oppervlakkig racisme. Maar tot een echte mentaliteitsverandering kwam het niet. Het ging van kwaad naar erger. Op een bepaald moment was het echt niet meer te doen. Ik verkaste naar het atheneum.’
Niets gezien niets gehoord
‘Rond de jaren 1999-2000 was er een nieuw modefenomeen: de zogeheten gabbers. Zeg maar een Vlaamse variante op de skinheads. Ze liepen rond in Lonsdale-truien waarvan ze alleen de nazikenletters van de NSD (nationaal-socialisme-red.) zichtbaar lieten in de open kraag van hun jas. Dat waren verschrikkelijke jaren voor ons. Ze waren constant uit op confrontatie. Ze bedreigden ons met messen. Ze wachtten ons op buiten school. Ze hadden auto’s met gefumeerde glazen zodat je nooit zag wie erin zat. Toen we op het zebrapad wilden oversteken, reden ze ons opzettelijk aan. Ze reden echt om ons te raken. Toen het raak was en de politie de vaststellingen deed, vertelden de eigenaars van die wagens dat ze hun auto net even hadden uitgeleend en dus niet wisten wie er aan het stuur zat. Zien kon je dat niet, vanwege dat donker glas. Zo gingen ze vrijuit en ging dat maar door.’
‘De politie…sommige agenten speelden het spel mee. Anderen daarentegen waren heel correct met onze gemeenschap en slaagden erin perfect te communiceren. Daar gaan we nu vanuit het schepencollege echt werk van maken: van goede communicatie tussen de Ronsese politie en de allochtone gemeenschap.’
Van een geïsoleerd meisje op het college…
‘Op het college was ik een heel gesloten meisje geworden door de omstandigheden. Ik ben normaal heel open en sociaal. Ik ging zo graag naar school. Ik sloot me op en voelde me totaal geïsoleerd. Ik dacht dat het allemaal aan mij lag, omdat ik anders was. Ik geraakte helemaal vervreemd van mijn omgeving. Maar ik vertelde mijn ouders niks. Toen ze mij naar de Sancta wilden sturen, heb ik het daar welgeteld twee dagen volgehouden. Dan heb ik gezegd dat ik naar het gemeenschapsonderwijs wou. Mijn pa wou eerst dat ik doorging in het katholiek onderwijs. Maar ik kon hem overtuigen dat het beter was voor mezelf dat ik naar het gemeenschapsonderwijs zou gaan’.
‘Ik heb tijd nodig gehad om me weer aan te passen. Pas sinds een paar jaar ben ik weer helemaal mezelf. Ergens hou je toch altijd een stuk onzekerheid over. Nu ben ik er, dank zij mijn studies, helemaal overheen.'
... Naar de vuurwapens van het atheneum
‘In het atheneum was ik niet langer die ene allochtone. Maar daar had je dan ook weer twee kampen. Gabbers vertelden me: ik ben dan wel racist, maar ik heb het niet tegen jou persoonlijk. Je werd er door de sociale druk gedwongen je kamp te kiezen. Je was allochtoon of je was gabber. Er was geen tussenweg. Die gabbers hadden wapens: messen en vuurwapens. En die duwden ze onder je neus. Na vier uur liep ik niet meer gerust over de straat. Een meisje kreeg op een dag een kogel door de kleren.’
‘Ik weet wat angst is. Vandaag begrijp ik dan ook volkomen de angstperceptie van welke leefgemeenschap dan ook. Zowel van de autochtone als van de allochtone gemeenschap van Ronse. Angst is iets verschrikkelijks. En de perceptie wordt altijd gevoed door feiten, aangedikt door verhalen. Aan de twee kanten.’
Vastgeprikt als anderssoortige
‘Gaandeweg geraakte ik gefrusteerd. Je komt op het kookpunt. Je gaat jezelf ter discussie stellen. Je denkt na over je je situatie. Je begint je af te vragen wat je er zelf kan aan doen. Hoe je er moet mee omgaan. Je komt er achter dat de enige echte oplossing dialoog is. Begrip opbrengen voor mekaars standpunt. Maar dat gaat niet vanzelf.’
‘Op het atheneum hing er op een dag een brief aan het prikbord: om 16 u vergadering voor de allochtone kinderen. Het woord was eruit. We werken aangeduid als een aparte groep. We werden in dat vreemdelingenhokje geduwd. We hadden net in de les Engels Free Speech. Ik greep mijn kans. Ik sprak over respect. Leerkrachten moeten ons niet enkel kennis bijbrengen. Ze hebben ook een rolmodel. Ze tonen ons voor hoe we ons moeten gedragen in de maatschappij. Ik had het over integratie, maar ook over integriteit. Respect is nièt wanneer ze je vastprikken als allochtoon. Ze spreken toch ook niet van ‘alle Belgische kinderen vergadering om 16 u’. Je kan leerlingen toch gewoon aanduiden bij hun naam, of als groep per klas? Als je van allochtoon spreekt, bouw je sowieso al het onderscheid van ras en afkomst in.’
Erg dat Vande Lanotte nog niet gebeld heeft. Dit is een Oproep!
‘Ik was al heel vroeg geïnteresseerd in politiek. Vooral internationale toestanden. Ik was twaalf en vroeg aan mijn pa wie van de strijdende partijen in de tweede Palestijnse intifada gelijk had. Informeer je goed, zei hij. Lees erover. Zoek uit wie slecht doet, wie goed. Ik heb altijd geweten dat ik in de politiek zou gaan. Ik lees zeer veel. The New York Times, Le Monde, De Standaard, De Morgen, Het Nieuwsblad, Knack, Humo.’
‘Ik volgde aan de universiteit twee jaar lang de colleges van Johan Vande Lanotte. Ik heb enorm veel respect voor die man. Toen hij Sp.a-voorzitter werd, wist ik daardoor al welke accenten hij zou leggen. De meer intellectuele aanpak, na Steve Stevaert. Hij zou de partij naar een nieuw niveau tillen. Ik stond daar helemaal achter. Stevaert is meer een volksmens, Vande Lanotte graaft dieper. Erg dat hij me nog niet gebeld heeft, nu ik schepen van Ronse ga worden… Dit is een oproep! Bel me!
(Ze tovert me haar mooie glimach voor, hapt in een puntje taart. Ons gesprek gaat door in haar sobere en nette thuis aan de Elzelesteenweg. Ze pendelt van Ronse naar de Gentse universiteit en terug.- red).
Tijl, met stijl
‘Ja ik wil gaandeweg doorgaan in de nationale politiek. Alles op zijn tijd. Een tijdje geleden deed de Sp.a een oproep om je actief in te zetten en lid te worden. Ik deed dat. Ik ontving een brief van Vande Lanotte. Kort daarop kreeg ik echter ook een persoonlijke reactie van de Ronsese Sp.a-voorzitter Tijl Bondue. Die heeft me meteen prima opgevangen en mijn engagement heel au serieux genomen. Ik werd uitgenodigd naar vergaderingen. Ook van het bestuur. Na een tijd rolde ik er helemaal in. Ik kwam ik op een verkiesbare plaats en scoorde 660 stemmen. Ik denk dat ook veel autochtone Ronsenaars mij een oprechte kans hebben gegund op 8 oktober. Nu word ik dus meteen schepen.’
‘Ik heb daar eerst enorm veel over nagedacht en gepraat. Ik wou vooral uitkienen of het wel te combineren viel met mijn studies. Ik wil doorgaan in de riching van Publiek Recht. Dank zij mijn studies sta ik waar ik nu ben. Ik word goed omringd door veel mensen uit diverse kringen. Jongeren, studenten, arbeiders en natuurlijk mijn ouders, mijn familie.’
Nederlands voor alle allochtonen
‘Als Het Vlaams Belang denkt dat ze van mij in Ronse hun mikpunt gaan maken, dan moeten ze alvast weten dat ik er geen moment wakker van ga liggen. Ik ga met de nieuwe bestuursploeg integendeel keihard constructief werken aan het nieuwe Ronse. Ik wil de spreekbuis zijn van àlle Ronsenaars: zowel van de autochtone Ronsenaars als van de allochtonen. Ik ga een brugfunctie opnemen om alle Ronsenaars in wederzijds respect met mekaar te doen leven.’
‘De allochtonen wil ik er hard van overtuigen dat ze Nederlands moeten leren. Dan hebben ze alle kansen naar de werkgevers toe. Zonder Nederlands sta je nergens. Het is het beste middel om discriminatie tegen te gaan. Ik ga de allochtone ouders van Ronse ertoe aanzetten hun kinderen naar de Nederlandstalige scholen te sturen. We moeten daarbij vermijden dat die ouders zich schuldig voelen dat hun kinderen achterop geraken en ze hen daarbij zelf niet kunnen helpen. Dat moeten we heel goed omkaderen. We moeten daartoe voldoende deskundige mensen ter beschikking stellen.’
Samen genieten in het vredige groen van Ronse
‘Ik wil en zal ook degene zijn die het onveiligheidsgevoel bij de Ronsenaars hier een keer en voorgoed wegneemt. En dit bij de twee gemeenschappen. Ik heb daar al klare ideeën over hoe ik dat ga doen. En ik ga die uitvoeren. Reken maar. Ik ga het vertrouwen van de Ronsenaars niet beschamen. Ik ga daartoe praten met de juiste mensen, op de juiste plaatsen. We gaan dat op de goede manier doen. Ik ga meteen aan de slag: voor een vredig verdraagzaam en veilig Ronse. Er is geen moment te verliezen. Ik wil dat laatste Ronsese ongenoegen hier ook finaal weg. Ik geef mezelf zes jaar om te slagen. Ik ga van Ronse een voorbeeld te maken voor Vlaanderen. Tonen hoe het ons hier wél lukt om in een multiculturele gemeenschap constructief in vrede en respect samen te leven.’
(Copyright De Benieuwde Ronsenaar /Stef Vancaeneghem).
<< Home